#211 taalverzorging periode 2 H2 les 1

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo k
• Leerjaar 3

Socialiseren 

Je hebt nodig:

*leesboek

*lesboek

*laptop

Startopdracht

LEESLIJST

Lesopbouw

*Taalverzorging #221 Hoofdstuk 2 Nieuw Nederlands

*Terugblik vorige les

*Nieuw uitleg

*Zelfstandig werken

*Evaluatie

Lesdoel:

Je leert samengestelde zinnen maken.

Terugblik: werkwoord

De woorden van een taal kun je indelen in woordsoorten.

Deze heb je al geleerd:

Werkwoorden (ww): zegt wat iets of iemand doet of wat er gebeurt.

In iedere zin staat minimaal 1 werkwoord.

Een werkwoord heeft verschillende vormen.

Bijvoorbeeld: gaan, ga, gaat, ging, gegaan

Terugblik : lidwoord

Lidwoorden (lw): de, het, een.

Terugblik: (zn) 

zelfstandig naamwoord

Zelfstandig naamwoord (zn): is een woord voor een mens, dier, plant of ding: 

buurman, kat, boekenkast, fiets, hond, pen

Een naam is ook een zelfstandig naamwoord.

Jan, Utrecht

Terugblik: (bn)

bijvoeglijke naamwoord

Bijvoeglijk naamwoord (bn): vertelt iets over een zelfstandig naamwoord.

mooie, lieve, jonge, grote 

Een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord zegt waarvan iets gemaakt is.

houten, zilveren

Terugblik: (vz)

voorzetsel

Voorzetsel (vz): is een kort woord wat vaak een plaats of tijd aangeeft, zoals op, na, naast, tussen, boven.

UITLEG: samengestelde zinnen maken

Hij gaat zwemmen.

De zon schijnt.

Hij gaat zwemmen, want de zon schijnt.

want = voegwoord

Uitleg fragment:

NIEUW NEDERLANDS H2 TAALVERZORGING

SAMENGESTELD ZINNEN MAKEN

UITLEG: samengestelde zinnen maken

*Je kunt een tekst schrijven met korte zinnen.

*Je kunt ook samengestelde zinnen gebruiken.

*Je plakt ze aan elkaar met een voegwoord: want, omdat, zodat, en, dus, maar, nadat, terwijl.

*Je let op de woordvolgorde in de zin.

Vragen ?

Zelfstandig werken: ZS

Je werkt in som/leermiddelen/ nederlands/

h2/ taalverzorging/ woordsoorten

Maken: opdracht 4, 5 en 9 (huiswerk)

h2/ taalverzorging/ samengestelde zinnen maken

Maken: opdracht 1 en 2

Huiswerk

Vandaag huiswerk

Woordsoorten, opdracht 1 t/m 3

Wat heb je geleerd vandaag?

Hoe vond je de les?