5.6: Centralisatie in Frankrijk

Sleep naar de overeenkomstige stand!
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
Boeren
Geestelijkheid
Handelaren
Adel
1 / 16
suivant
Slide 1: Question de remorquage
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Sleep naar de overeenkomstige stand!
Eerste stand
Tweede stand
Derde stand
Boeren
Geestelijkheid
Handelaren
Adel

Slide 1 - Question de remorquage

In welk land kreeg de koning na de Honderdjarige Oorlog meer macht?
A
Portugal
B
Engeland
C
Frankrijk
D
Spanje

Slide 2 - Quiz

Wie was de belangrijkste bondgenoot van Engeland tijdens de Honderdjarige Oorlog?
A
Koning van Spanje
B
Keizer van het Heilige Roomse Rijk
C
Hertog van Bourgondië
D
Koning van Frankrijk

Slide 3 - Quiz

5.6: Centralisatie in Frankrijk
De Franse koningen wilden van Frankrijk een eenheid maken. Zij namen verschillende maatregelen om dit voor elkaar te krijgen. De grootste bedreiging voor hun macht was de hertog van Bourgondië, die grote gebieden van Frankrijk bestuurde. Door de steden voor zich te winnen en slimme raadgevers goed te belonen, trok Lodewijk XI meer macht naar zich toe. Na de dood van de hertog van Bourgondië, neemt de koning een groot deel van de Bourgondische gebieden over.  

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen 5.6
5.6A: Je kunt uitleggen welke maatregelen de Franse koning Karel VII neemt om van Frankrijk een eenheid te maken. 
5.6B: Je kunt uitleggen hoe de machtsstrijd tussen Lodewijk XI en de hertog van Bourgondië verliep.
5.6C: Je kunt verklaren hoe de maatregelen van de Franse koningen tijdens de middeleeuwen passen bij het ontstaan van een nationale (eenheids)staat zoals Frankrijk. 

Slide 5 - Diapositive

Centralisatie
  • Karel VII wil macht vergroten, maar rijke hertogen bezaten net zoveel als hij, bijv. Bourgondië
  • Adel moet weer onderdanig worden
  • Karel wil centralisatie van de macht in zijn eigen persoon!
LD: 5.6A

Slide 6 - Diapositive

Veranderingen
  • Hervorming adviesraad; niet alleen maar adel, maar ook ambtenaren met goede opleiding
  • Instelling staand leger
  • Nieuwe belastingen, inkomsten om ambtenaren te betalen
  • Koning wil zelf bisschoppen kunnen benoemen, botsing met de kerk
LD: 5.6A

Slide 7 - Diapositive

Steun uit steden
  • Lodewijk XI bevordert handel en ambacht in steden
  • Rijke burgers steunden hem daardoor!
  • Gaf geld aan burgers die in opstand kwamen tegen machtige hertogen.
LD: 5.6A

Slide 8 - Diapositive

Overloper uit Bourgondië
  • Lodewijk steunt carrièremakers
  • Beloning met geschenken, land of adellijke titel
  • Philippe de Commynes wordt raadgever koning; voormalige steunpilaar van hertog van Bourgondië, krijgt voor zijn steun heel veel geschenken! 
LD: 5.6B

Slide 9 - Diapositive

Bourgondië onder controle
  • In 1477 sterft hertog van Bourgondië op het slagveld
  • Lodewijk neemt deel Bourgondië in, andere hertogen besluiten zich vrijwilliger te onderwerpen aan de Franse troon
LD: 5.6B

Slide 10 - Diapositive

Ontstaan nationale staten
  • Door centralisatie en een 'gezamenlijke' vijand in oorlog ontstaan er nationale staten
  • Door oorlogen met grotere 'nationale' legers wordt nationale gevoel versterkt
  • Ontstaan concurrentie tussen staten
LD: 5.6C

Slide 11 - Diapositive

Is Nederland een gecentraliseerd land? Geef een argument waarom wel of niet.

Slide 12 - Question ouverte

Door oorlogen ontstaat vaak een nationaal gevoel. Leg uit hoe dat komt.

Slide 13 - Question ouverte

Aan de slag!
  • Invullen leerdoelen
  • Maken opdrachten
  • Werkboek of laptop

Slide 14 - Diapositive

Wat betekent centralisatiepolitiek?
A
Het verdelen van macht over verschillende bestuurslagen.
B
Het afschaffen van de centrale overheid.
C
Het streven naar meer regionale autonomie.
D
Het streven naar een sterke centrale overheid.

Slide 15 - Quiz

Wat was de actie van Philippe de Commynes die hem tot een overloper maakte?
A
Hij werd gedwongen door omstandigheden.
B
Hij pleitte voor diplomatieke oplossingen.
C
Hij bleef neutraal tijdens een oorlog.
D
Hij verruilde van partij tijdens een conflict.

Slide 16 - Quiz