Les 2 Minerva - formatieve toets
1 / 10
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Welke twee naamvallen heb je tot nu toe geleerd?
Slide 2 - Question ouverte
Slide 3 - Diapositive
Nominativus ev
Accusativus ev
Nominativus ev
Accusativus mv
mensae
mensas
servum
servi
mensam
servus
Slide 4 - Question de remorquage
Welke naamval gebruikt het Latijn voor het lijdend voorwerp?
Slide 5 - Question ouverte
Vertaal: Regem servus amat.
A
De koning houdt van de slaaf.
B
De slaaf houdt van de koning.
C
De koningen houden van de slaaf.
D
De slaaf houdt van de koningen.
Slide 6 - Quiz
Vertaal: Servum tangit.
A
De slaaf raakt aan.
B
Hij raakt de slaaf aan.
C
Zij raakt de slaaf aan.
D
De slaven raken aan.
Slide 7 - Quiz
Vertaal: Servi mensam tangunt.
A
De slaaf raakt de tafel aan.
B
De slaven raken de tafel aan.
C
De slaven raken de tafels aan.
D
De slaaf raakt de tafels aan.
Slide 8 - Quiz
Sleep de Latijnse woorden naar de bijbehorende betekenis.
voedsel, eten
blij, vrolijk
meteen
wonder-
baarlijk
ook
paleis
laetus
statim
quoque
regia
cibus
mirus
Slide 9 - Question de remorquage
Wat vind je nog lastig van de grammatica? Stel hier eventueel je vraag.
