PV, WWG , OW, LV oefenen

• Nederlands
• Middelbare school
• Praktijkonderwijs
• vmbo b
• Leerjaar 1-4

Zinsontleden 

Zinsontleden

Lesdoel

Na deze les kan jij de persoonsvorm vinden in een zin.

Na deze les kan jij het werkwoordelijk gezegde vinden in een zin.

Na deze kan jij het onderwerp vinden in een zin.

Na deze les kan jij een lijdend voorwerp vinden in een zin.

De persoonsvorm vind je door

1. De zin vragend maken
2. Door de tijdsproef of de getalsproef toe te passen
3. alle werkwoorden uit de zin op te schrijven
4. de PV is het woord dat vooraan staat

De persoonsvorm is altijd een werkwoord.

1. waar
2. niet waar
3. soms
4. altijd

Wat is de PV in de volgende zin:
Mijn opa leest de krant.

1. opa
2. mijn
3. leest
4. de krant

wat is de PV in de volgende zin:

Vandaag beginnen we met wiskunde.

1. beginnen
2. wiskunde
3. met
4. we

Wat is de PV in de volgende zin:

We gaan de zinnen nu controleren

1. we
2. controleren
3. de zinnen
4. gaan

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

De kat van de buren is vanochtend in de sloot gevallen.

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

In het Dorpshuis hebben we een hele grappige film gezien.

Wat is de persoonsvorm (pv) in de zin:

Eet jij vijf boterhammen bij je ontbijt?

Wat is de persoonsvorm (pv) in deze zin:

De boze politieagent heeft de gewonde vrouw bekeurd.

Wat is de persoonsvorm (pv) in deze zin:

Voor het goede doel willen Isa en Nadia een gezellig tuinfeest gaan organiseren.

Uitleg werkwoordelijk gezegde

Het werkwoordelijk gezegde betekent alle werkwoorden in de zin

Hier hoort de persoonsvorm altijd bij

dus ww gez: pv + alle andere werkwoorden

De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.

1. goed
2. fout

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Gisteren heeft mijn moeder mij geholpen met mijn huiswerk.

1. heeft
2. gisteren
3. mijn moeder
4. heeft geholpen

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Heb jij nog een slaapplaats kunnen regelen?

1. heb
2. een slaapplaats
3. heb kunnen
4. heb kunnen regelen

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Ines heeft gisteren een meisje gered.

1. heeft
2. heeft gered
3. gisteren
4. Ines

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Dit weekend willen Susan en haar zus lekker dansen.

1. Susan
2. willen
3. willen dansen
4. dansen

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?
Eerst moet u de kip aanbraden.

1. eerst
2. moet
3. moet aanbraden
4. aanbraden

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in deze zin:

De boze politieagent heeft de gewonde vrouw bekeurd.

Wat is het werkwoordelijk gezegde (wwg) in deze zin:

Voor het goede doel willen Isa en Nadia een gezellig tuinfeest gaan organiseren.

Het onderwerp in de zin kan ik vinden door de vraag te stellen
"Wie of wat doet het?"

1. waar
2. niet waar

Hoe vind je het ONDERWERP officieel in een zin?

1. maak de zin vragend
2. wie of wat + PV
3. wie of wat + wwg
4. pv + wwg

Wat is het onderwerp van deze zin:
Gisteren heeft mijn moeder mij geholpen met mijn huiswerk.

Wat is het onderwerp van deze zin:
Niels zit elke avond op zijn telefoon.

Wat is het onderwerp van deze zin:
Heb jij nog een slaapplaats kunnen regelen?

Wat is het onderwerp van deze zin:
Niels zit elke avond op zijn telefoon.

Wat is het onderwerp van deze zin:
Ik heb van Julia gehoord dat je jarig bent.

Wat is het onderwerp van deze zin:
Ines heeft gisteren een meisje gered.

Wat is het onderwerp van deze zin:
Dit weekend willen Susan en haar zus lekker dansen.

Wat is het onderwerp (ow) in deze zin:

De boze politieagent heeft de gewonde vrouw bekeurd.

Wat is het onderwerp (ow) in deze zin:

Voor het goede doel willen Isa en Nadia een gezellig tuinfeest gaan organiseren.

Wat is het onderwerp (ow) in deze zin:

Binnen een half uur stond de hele straat vol brandweerwagens.

1. de hele straat
2. de hele straat vol
3. de hele straat vol brandweerwagens
4. brandweerwagens

Wat is het onderwerp (ow) in deze zin:

Op het verlaten vliegveld werd een nachtelijke hardloopwedstrijd gehouden.

1. het verlaten vliegveld
2. vliegveld
3. een nachtelijke hardloopwedstrijd
4. hardloopwedstrijd

Wat is het onderwerp van deze zin:
Eerst moet u de kip aanbraden.

Lijdend Voorwerp

Het lijdt door het werkwoord en onderwerp

Wie/wat + persoonsvorm + onderwerp?

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de zin:

Maryan heeft in de pauze een kop koffie met appelgebak gekocht

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de zin:

Gooi jij die oude kranten in de oud papierbak?

Wat is het lijdend voorwerp (lv) in de zin:

Sanne geeft haar paard een wortel bij het hek.

In welke zin staat GEEN lijdend voorwerp:

1. Toine heeft zijn fietssleutels laten liggen op het kastje bij de deur.
2. Mijn broertje heeft gisteren het schermpje van mijn mobiel gebroken.
3. Na de stortbui sprongen we in de plassen in de straat.
4. Gerda heeft een abonnement genomen op het tijdschrift Girlz.

Wat is het woord in hoofdletters in de zin:

Elke zaterdagmorgen gaan Basil en Elias vissen langs DE vaart.

1. voorzetsel
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Wat is het woord in hoofdletters in de zin:

Als vliegen achter VLIEGEN vliegen, vliegen vliegen vliegensvlug.

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Wat is het woord in hoofdletters in de zin:

Als vliegen achter vliegen vliegen, VLIEGEN vliegen vliegensvlug.

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Wat is het zinsdeel in hoofdletters:

In de fietswinkel kocht ELLEN een nieuw slot.

1. persoonsvorm (pv)
2. onderwerp (ow)
3. gezegde (gez)
4. lijdend voorwerp (lv)

Wat is het zinsdeel in hoofdletters:

Joris HEEFT voor zijn broertje een boek opgehaald.

1. persoonsvorm (pv)
2. onderwerp (ow)
3. gezegde (gez)
4. lijdend voorwerp (lv)

H2 NN - Taalverzorging

Woordvolgorde in samengestelde zinnen