§4.3 Nederland in 1848

H4 §4.3 Nederland in 1848
De verregaande modernisering van Nederland in de 19e eeuw
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

H4 §4.3 Nederland in 1848
De verregaande modernisering van Nederland in de 19e eeuw

Slide 1 - Diapositive

leer & lesdoelen vandaag
Je kunt de kenmerken noemen van het Koninkrijk der Nederlanden tussen 1815 en 1848
Wie of wat 'Liberalen' zijn en waarom in 1848 een nieuwe Grondwet ontstaat

Slide 2 - Diapositive


Waarom heeft een fabrieksarbeider uit de 19de eeuw minder macht dan een ambachtsman?
A
Een ambachtsman doet geschoold werk, een fabrieksarbeider ongeschoold werk
B
Een ambachtsman heeft altijd werk, een fabrieksarbeider moet maar afwachten
C
Een ambachtsman leert het werk als kind, een fabrieksarbeiders pas als volwassene
D
Een ambachtsman woont in de stad, een fabrieksarbeider moet op het platteland blijven

Slide 3 - Quiz


Wat is het verband is tussen industrialisatie en urbanisatie ?

Slide 4 - Question ouverte


Welke uitspraak over het bestuur van Nederland ná 1813 klopt? (toen Napoleon was verdreven)
A
Het land was een koninkrijk; de zoon van stadhouder Willem V was koning geworden
B
Het land was een koninkrijk; Napoleons broer was koning geworden
C
Het land was een republiek; het bestuur uit de 17e-eeuwse Republiek was teruggekeerd
D
Het land was een republiek; het bestuur uit de Bataafse Republiek was teruggekeerd

Slide 5 - Quiz

Het Koninkrijk der Nederlanden
In 1813 is Napoleon verslagen, er komt een nieuw bestuur. Europa besluit: Nederland -> koninkrijk 
Om het sterk te maken wordt de Benelux samengevoegd
In 1830 komt België in opstand en wordt onafhankelijk

Slide 6 - Diapositive


Waarom moet het Koninkrijk der Nederlanden zo sterk mogelijk zijn? (in andere woorden: waar was men bang voor?)

Slide 7 - Question ouverte

Bestuur van Willem I
Koning Willem I gelooft niet in democratie. De grondwet regelt het bestuur zo:



De koning heeft alle macht. Willem I gebruikt deze macht om de economie te verbeteren
Koning
Staatshoofd
De hoogste persoon in de staat
Regeringsleider
Regering = koning + alle ministers
Kiest politici
Kiest ministers en parlement
Ministers
Dienaren
Moeten doen wat de koning zegt
Dagelijks bestuur
Zorgen voor het dagelijks bestuur
Parlement
Staten-Generaal
Eerste en Tweede Kamer
Goedkeuring
Keurt de plannen(wetten) van de koning goed
Machteloos
Heeft amper wat te zeggen

Slide 8 - Diapositive

Filmpje
Willem I beslist alles

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

'Liberalisme' 
Veel mensen zijn het oneens met het bestuur van Willem I
De liberalen geloven in de ideeën van de Franse Revolutie
Het belangrijkste uitgangspunt van het liberalisme is vrijheid
Het liberalisme heeft meerdere doelen:
Vrijheid
Burgers moesten vrij zijn. Dit moet worden opgenomen in een grondwet met grondrechten
1
Stemrecht
Niet de koning, maar de burgers moeten het parlement kiezen (in ieder geval de rijke burgers)
2
Economische vrijheid
Ondernemers moeten vrij zijn om te handelen. De overheid moet dit niet beperken met allerlei regels en wetten.
3
Een politieke stroming die streeft naar meer vrijheid.
Liber is Latijn voor vrijheid.

Slide 11 - Diapositive

1848 -> alweer REVOLUTIE !
Overal in Europa ontstaan revoluties voor meer democratie. De nieuwe koning Willem II is bang voor zijn troon (en leven). Hij besluit te luisteren naar de liberalen.
Liberaal Johan Rudolf Thorbecke schrijft een nieuwe grondwet

Slide 12 - Diapositive

Grondwet van 1848
In de nieuwe grondwet heeft de koning minder macht
Nederland wordt een parlementaire democratie
Ministers
(uitvoerende macht)
Parlement (wetgevende macht)
Maakt plannen voor uitgaven en wetten
Keurt plannen goed of af
Bepaalt wie minister mag zijn
(rijke, mannelijke) burgers
Kiezen
♛Koning
Beëdigt ministers
Ondertekent wetten

Slide 13 - Diapositive

De grondwet van 1848 verandert het bestuur van het het koninkrijk. Maak het schema kloppend. Je hebt niet alle woorden nodig, sommige woorden heb je vaker nodig.
1815
1848
Hoogst macht in het land

Recht om ministers te ontslaan
Recht om parlementsleden te kiezen

a
a
en
a

arme mannen
arme mannen
arme mannen
koning
koning
koning
ministers
ministers
ministers
parlement
parlement
parlement
rijke mannen
rijke mannen
rijke mannen
vrouwen
vrouwen
vrouwen

Slide 14 - Question de remorquage

Resumé
Pak je schrift erbij. Schrijf voor jezelf op (of bedenk vier vragen over) wat we deze les besproken hebben

Wie, Wat, Waar, Waarom, Wanneer
timer
2:00

Slide 15 - Diapositive

Thuis doen/volgende les af:
Opdracht 4 t/m 14 van §4.3
Er volgt wederom een huiswerkcontrole

Slide 16 - Diapositive