Hoofdstuk 7

Hoofdstuk 7 Stoornissen in het bewustzijn
- Ik weet hoe iemand buiten bewustzijn kan raken.
- Ik weet wat ik moet doen als iemand buiten bewustzijn raakt.
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo k, t, havo, vwoLeerjaar 1-5

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 7 Stoornissen in het bewustzijn
- Ik weet hoe iemand buiten bewustzijn kan raken.
- Ik weet wat ik moet doen als iemand buiten bewustzijn raakt.

Slide 1 - Diapositive

Stoornissen
Op welke manier nemen wij prikkels waar?

Bij een stoornis in het bewustzijn verandert dit.

Slide 2 - Diapositive

Stoornissen
Stoornissen in het bewustzijn kunnen vele oorzaken hebben:
- Hoofdletsel
- Hersenletsel
- Hartstilstand
- Zuurstoftekort
- Vergiftiging
- Alcohol en drugs
- Epilepsie
- Suikerziekte
- Beroerte

Slide 3 - Diapositive

Wat is het verschil tussen een slachtoffer dat buiten bewustzijn is en een slachtoffer dat een verminderd bewustzijn heeft?

Slide 4 - Question ouverte

Welke uitspraken over bewusteloosheid zijn juist?
a. Je moet koud water in het gezicht van een slachtoffer gooien om te controleren of een slachtoffer bewusteloos is.
b. Een bewusteloos slachtoffer heeft verslapte spieren. De tong kan ook verslappen.
c. Bij een bewusteloos slachtoffer moet je nooit een inlift uitvoeren.
d. Een bewusteloos slachtoffer moet je op de zij leggen als hij niet normaal ademt.
e. Als een slachtoffer bewusteloos is moet je 112 bellen.
f. Als een bewusteloos slachtoffer normaal ademt moet je hem op zijn zij leggen.

Slide 5 - Question ouverte

Je moet een bewusteloos slachtoffer dat op de buik ligt omdraaien. Waarom moet je dit doen?

Slide 6 - Question ouverte

Hoe draai je het bewusteloze slachtoffer van de buik naar de rug?
A. Duw met één hand het slachtoffer verder om.
B. Kniel aan de kant van het gezicht van het slachtoffer.
C. Til met twee handen het slachtoffer aan de dichtstbijzijnde schouder op.
D. Voorkom dat het hoofd en de nek naar achteren vallen door ze te ondersteunen.
E. Draai het slachtoffer van je af tot de zijligging.
F. Leg de arm van het slachtoffer langs zijn lichaam. Pak de arm hiervoor vast bij de pols en de elleboog.
G. Leg de andere arm langs het achterhoofd van het slachtoffer.

Slide 7 - Question ouverte

Een flauwte kun je herkennen aan het gedrag en de symptomen van het slachtoffer. Welke symptomen horen bij een flauwte? Kies de juiste antwoorden.
A. Zwak
B. Bleek
C. Hoge temperatuur
D. Braken
E. Zweten
F. Koude huid
i. Moeite met ademhalen

Slide 8 - Question ouverte

Welke uitspraken over flauwte zijn juist? Kies de juiste antwoorden.
a. Een flauwte ontstaat altijd door uitputting
b. Bij een flauwte worden de hersenen tijdelijk minder doorbloed
c. Een flauwte kan niet ontstaan doordat iemand schrikt
d. Bij een flauwte duurt het lang voordat het slachtoffer hersteld is
e. Bij een flauwte herstelt het slachtoffer binnen korte tijd

Slide 9 - Question ouverte

Lichte onderkoeling:
- Het slachtoffer rilt heel erg en oncontroleerbaar.
- Het slachtoffer heeft een koude, bleke en droge huid.
- Het slachtoffer heeft soms blauwe lippen, vingers en oren.
- Het slachtoffer haalt eerst heel snel adem en daarna langzaam en oppervlakkig.
- Het slachtoffer is vermoeid en versuft.

Slide 10 - Diapositive

Ernstige onderkoeling:
- Het slachtoffer stopt met rillen.
- Het slachtoffer heeft een dalend bewustzijn of is bewusteloos.
- Het slachtoffer heeft verminderde reflexen.
- De hartslag daalt.
- Het slachtoffer krijgt stijve spieren.
- Het slachtoffer kan blauwe lippen, open, vingers en tenen krijgen.

Slide 11 - Diapositive

Wat is het verschil tussen bewusteloosheid en flauwte?
Flauwte:
Kortdurend verlies van bewustzijn die snel hersteld. Meestal geen ernstige oorzaak.

Bewusteloosheid:
Is vaak een langdurig verlies van bewustzijn die langer herstel nodig heeft. Er kan een ernstige oorzaak zijn.

Slide 12 - Diapositive

Ernstige allergische reactie:
Overdreven afweerreactie van het lichaam.

Waardoor?

Slide 13 - Diapositive

Ernstige allergische reactie:
- Het slachtoffer is onrustig en angstig.
- Er is sprake van misselijkheid, duizeligheid, braken, vlekken, jeuk, roodheid en/of ademnood.
- Soms is er sprake van verminderd bewustzijn, spierkrampen, bewegingsonrust of verwardheid.
- Na een steek van een insect kan er ook sprake zijn van zwelling.

Slide 14 - Diapositive

Oververhitting:
Hitte-uitputting:
- Het slachtoffer zweet veel.
- Het slachtoffer ziet bleek of rood.
- Het slachtoffer heeft hoofdpijn, is duizelig en moet soms braken.
- Het slachtoffer is erg moe en voelt zich slap.
- Het slachtoffer kan last hebben van spierkrampen.

Slide 15 - Diapositive

Wat moet je doen bij een hitte-uitputting?
a. Verplaats het slachtoffer niet
b. Breng het slachtoffer naar een koele omgeving
c. Leg het slachtoffer onder een isolatiedeken
d. Laat het slachtoffer met rust
e. Houd het slachtoffer wakker
f. Laat het slachtoffer niets drinken
g. Laat het slachtoffer veel drinken

Slide 16 - Question ouverte

Een hitte-uitputting is anders dan een hitteberoerte. Kies het juiste antwoord.
A
Een hitteberoerte kan overgaan in hitte-uitputting
B
Hitte-uitputting en hitteberoerte hebben een andere oorzaak
C
Een hitteberoerte ontstaat door een hartaandoening
D
Hitte-uitputting kan overgaan in een hitteberoerte

Slide 17 - Quiz

Bij een ernstige allergische reactie moet je ervoor zorgen dat:
A
Het slachtoffer naar een koele omgeving gebracht wordt
B
Het slachtoffer gaat zitten en zich niet inspant
C
Het slachtoffer in de stabiele zijligging gaat liggen

Slide 18 - Quiz

Als het slachtoffer vaker een allergische reactie heeft gehad, kan hij:
A
Een speciale injectiespuit bij zich hebben
B
Anti-allergiepillen bij zich hebben
C
Een speciaal noodnummer bij zich hebben

Slide 19 - Quiz

Shock
Het slachtoffer:

- Is onrustig en angstig
- Heeft een bleke, koude, klamme/zweterige huid
- Heeft dorst en is krachteloos
- Krijgt een verminderd bewustzijn of raakt bewusteloos.

Slide 20 - Diapositive

Kenmerk voor shock:
Geen kracht
Wel shock
Geen Shock

Slide 21 - Sondage

Kenmerk voor shock:
Dorst
Wel shock
Geen Shock

Slide 22 - Sondage

Kenmerk voor shock:
Onrustig en angstig
Wel shock
Geen Shock

Slide 23 - Sondage

Kenmerk voor shock:
Hoge lichaamstemperatuur
Wel shock
Geen Shock

Slide 24 - Sondage

Kenmerk voor shock:
Bleek
Wel shock
Geen Shock

Slide 25 - Sondage

Kenmerk voor shock:
Koud en klam
Wel shock
Geen Shock

Slide 26 - Sondage

Kenmerk voor shock:
Zweterig
Wel shock
Geen Shock

Slide 27 - Sondage

Wat moet je doen bij een shock? Welke van de volgende handelingen voer je uit?
A
112 bellen
B
Drinken geven
C
In een rugligging leggen
D
In een stabiele zijligging leggen

Slide 28 - Quiz