Clase 17. Unidad 4. Comunicación

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Empezamos en....




Jueves,  10 de diciembre de 2020
timer
1:00
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

¡Bienvenidos chicos y chicas!
Empezamos en....




Jueves,  10 de diciembre de 2020
timer
1:00

Slide 1 - Diapositive

¿Qué vamos a hacer hoy?
  1. Somtoday.
  2. Objetivos de la unidad 4
  3. Repasamos. Gramática
  4. Seguimos con la unidad 4. Comunicación
  5.  ¡A trabajar!
  6. Final de la clase. ¿Qué has aprendio hoy?

Slide 2 - Diapositive

Aan het einde van dit hoofdstuk:
-    ik ken Spaanse gerechten.
-    ik ken de namen van levensmiddelen.
-    ik kan over eten/drinken en eetgewoontes vertellen.
-    ik kan aangeven of ik iets wel of niet leuk/lekker vind door middel van het ww gustar.



Slide 3 - Diapositive

Unidad 4. Gramática
1. Het werkwoord "querer" (willen)
2. Onbepaalde lidwoorden
3.  Telbare/no telbare woorden
4. Hay (er is/er zijn)
5. Het werkwoord "gustar" (leuk/lekker vinden)

Slide 4 - Diapositive

Unidad 4. Gramática

Slide 5 - Diapositive

Unidad 4. Gramática

Slide 6 - Diapositive

Plaats de zelfstandige naamwoorden bij het juiste lidwoord.
una
unos
unas
un
chico
carpeta
diccionarios
amigo
bolígrafos
sillas
alumno
chicas
tijeras
lápiz

Slide 7 - Question de remorquage

Unidad 4. Gramática
Telbare woorden:
Kunnen enkelvoud of meervoud zijn:
"Quiero una manzana/ Quiero unas manzanas.
Niet telbare woorden:
Zijn altijd enkelvoud en hebben geen lidwoord:
"Quiero leche"   (Ik wil melk)
"Quiero azúcar" (Ik wil suiker)

Slide 8 - Diapositive

Unidad 4. Gramática
Hay: Er is/Er zijn
Gebruik jij voor onbepaalde zaken of personen in zowel enkelvoud en meervoud.

"Hay unas manzanas encima de la mesa."
"Hay leche en la nevera."
"Hay un profesor en la clase"


Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Slide 11 - Diapositive

Stap 1
Het meewerkend voorwerp bepaalt de persoon. Zie het blauwe rijtje in de afbeelding. Hoe weet je welke persoon je moet gebruiken?

Dit kun je zien aan de namen in de zin of de persoonsvorm (zie het  zwarte kolommetje).

vb. IK hou van pizza.

Het gaat om persoon ik, dan gaan we het meewerkend voorwerp ME gebruiken. 

Slide 12 - Diapositive

Stap 2
Kijk naar het woord wat achter 'gustar' staat.

  1. Is het een zelfstandig nw enkelvoud of een werkwoord, dan gebruik je GUSTA.   vb: me gusta el libro. of Te gusta comer pizza.
  2. Is het een zelfstandig nw. wat achter 'gustar' staat in meervoud of staan er 2 zelfstandige nw in enkelvoud, dan gebruik je GUSTAN. bijv: Me gustan los libros, of Me gustan el libro y la pizza.

Slide 13 - Diapositive

Voorbeelden
Ik hou van voetballen (jugar al fútbol)

het gaat om de 'ik' persoon. 
Dus: ME ....jugar al fútbol

Nu nog gustar: Voetballen = ww --> dus GUSTA
me GUSTA jugar al fútbol


Slide 14 - Diapositive

Voorbeelden
Wij houden van de pizza (la pizza)

het gaat om de 'wij' persoon. 
Dus: NOS .....la pizza

Nu nog gustar: pizza = zelfstand nw ENKelvoud--> dus GUSTA
nos GUSTA la pizza


Slide 15 - Diapositive

Voorbeelden
Jij houdt van de dieren (los animales)

Het gaat om de 'jij' persoon.
Dus: TE ..... los animales

Nu nog gustar: dieren = zelfstand nw MEERVOUD--> dus GUSTAN
te GUSTAN los animales


Slide 16 - Diapositive

Voorbeelden
zij houdt van pizza en chocolade (la pizza Y el chocolate)

Het gaat om de 'zij' persoon. 
Dus: (a ella) LE .... la pizza y el chocolate

Nu nog gustar: pizza en chocolade = twee zelfstandig naamwoorden enkelvoud, meer dan één
 dus --> dus GUSTAN
le GUSTAN la pizza y el chocolate

Slide 17 - Diapositive

Ontkenning
Als je wil zeggen dat je iets NIET leuk vindt of ergens NIET van houdt.

Ontkenning in het Spaans = No

De ontkenning zet je ALTIJD voor het werkwoord neer.  Dus:
(a mí) No me gusta(n)
(a ti) No te gusta(n)
(A ella) No le gusta(n)

Slide 18 - Diapositive

Geef de juiste vervoeging van het werkwoord gustar:
"A mí _____ ________ las patatas."

Slide 19 - Question ouverte

Geef de juiste vervoeging van het werkwoord gustar:
"A vosotros____ ________ ir a la playa."

Slide 20 - Question ouverte

Geef de juiste vervoeging van het werkwoord gustar:
"A mis amigos _____ _______ jugar al fútbol."

Slide 21 - Question ouverte

Geef de juiste vervoeging van het werkwoord gustar:
A vosotros _____ _______ la paella.

Slide 22 - Question ouverte

Geef de juiste vervoeging van het werkwoord gustar:
A nosotros _____ _______ el arroz con pollo.

Slide 23 - Question ouverte

Zet de woorden in de juiste volgorde:
las /gustan/No/verduras/me.

Slide 24 - Question ouverte

Zet de woorden in de juiste volgorde:
ellas/les/los tomates/A/gustan.

Slide 25 - Question ouverte

Verplichte opdrachten:

Unidad 4.  TB Actividades Comunicación
Opdracht 2, 3, 5 en 6


Si terminas/Als je klaar bent?
Unidad 4. TB Activades vocabulario AFMAKEN
Unidad 4. TB Actividades gramática AFMAKEN
Quizlet vocabulario unidad 4
Quizlet Frases claves unidad 4





Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
Unidad 4.  WB Actividades Comunicación
Opdracht 1 t/m 4



Slide 26 - Diapositive

Deberes para la próxima clase...
Verplichte opdrachten:

Unidad 4. TB. Actividades Comunicación
Opdracht.2, 3, 5 en 6
Optionele opdrachten:
(verdieping / verbreding)
Unidad 4. WB Actividades Comunicación.
Opdracht 1 t/m 4
Leer ook:
Vocabulario unidad 4 en frases claves unidad 4

Slide 27 - Diapositive

¿Cómo has trabajado hoy en clase?
A
Muy bien :):)
B
Bien :)
C
Regular :|
D
Mal :(

Slide 28 - Quiz

1. Wat heb je geleerd in deze les?Had je meer kunnen leren?Hoe kun je ervoor zorgen dat je meer opsteekt?
2. Wat ging goed?Wat kan beter?
3. Hoe ga je dat aanpakken?

Slide 29 - Question ouverte

En la próxima clase...

Seguimos con la unidad 4.



¡Muchas gracias y hasta la próxima clase!

Slide 30 - Diapositive

0

Slide 31 - Vidéo