Vraag 26: 10 stijlfiguren

Stijlfiguren!
1 / 35
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Stijlfiguren!

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Wat valt er op?

Slide 3 - Carte mentale

door dik en ... steunen

Slide 4 - Question ouverte

als puntje bij .... komt

Slide 5 - Question ouverte

zonder blikken of ....

Slide 6 - Question ouverte

van top tot ...

Slide 7 - Question ouverte

1 Bedenk nu zelf een leuke alliteratie.

Slide 8 - Question ouverte

2 assonantie  
De oude gouden auto. 

Slide 9 - Diapositive

Ander voorbeeld

 

De wijze, kleine, geinige meid

Slide 10 - Diapositive


De tuin ruikt kruidig =

A
Alliteratie
B
Assonantie

Slide 11 - Quiz

"Zondag zeker zwaar zeilen"

Dit is:
A
Assonantie
B
Alliteratie

Slide 12 - Quiz

Schrijf een assonantie met 'aa'

Slide 13 - Question ouverte

Schrijf een assonantie met 'ee'

Slide 14 - Question ouverte

Schrijf een assonantie met 'uu'

Slide 15 - Question ouverte

de laatste: assonantie met 'ie'

Slide 16 - Question ouverte

3 Antithese

Antithese is het moeilijke woord voor tegenstelling:


In Noorwegen is het 's winters ijskoud, maar in Zuid-Spanje blijft het lekker warm.





Slide 17 - Diapositive

Een antithese is dus
A
Twee tegengestelde begrippen dicht bij elkaar geplaatst
B
De ontkenning van een begrip waardoor het tegendeel versterkt

Slide 18 - Quiz

De strijdvaardige krijgers leverden een gevecht op leven en dood. Hun lichte bijlen hakten zwaar op de talrijke tegenstanders in.

Slide 19 - Question ouverte

4 Hyperbool 

Slide 20 - Diapositive

Voorbeelden van een hyperbool
 
Hij barst van het geld. 
Dat examen heeft uren geduurd.
De regen viel met bakken uit de lucht. 

Slide 21 - Diapositive

Waarom gebruik je een hyperbool ?

Slide 22 - Question ouverte

5
Waarom zijn 'het rode bloed' + 'de ronde cirkel'
pleonasmen?

Slide 23 - Question ouverte

Bij een pleonasme zeg je ongeveer 2 keer hetzelfde, maar met verschillende woordsoorten. Vul aan:

De ... sneeuw.
Het ..... gras.
De ... boomstam.
De ... zon.

Slide 24 - Diapositive

6 Tautologie

Slide 25 - Diapositive

Tautologie = zusje van pleonasme

MAAR nu met dezelfde woordsoort

leugen en bedrog
gratis en voor niets
nooit ofte nimmer

Slide 26 - Diapositive

7 Woordspeling
= spelen met de betekenis van woorden.


Slide 27 - Diapositive

Vul de woordspeling aan:

Als kapper is hij de ... persoon om shampoo-advies te geven.

Slide 28 - Question ouverte

8 Vergelijking

Slide 29 - Diapositive

Een waarheid als een...
Beven als een...
Afgaan als een...
Zo lek als een...
koe
riet
zeef
gieter

Slide 30 - Question de remorquage

9 Metafoor:

"Van veraf is die rots net een olifant!"
Wat gebeurt er in deze zin ?

Slide 31 - Question ouverte

9 Metafoor

We plaatsen beeld (= olifant) en object (= rots) naast elkaar.

Zoals in een vergelijking, maar we laten "als" vallen.

Nu kun je bijvoorbeeld zeggen:


"Laten we die olifant eens beklimmen!"



Slide 32 - Diapositive

Maak nu zelf een metafoor:

Central Park is de _ _ van New York.

Slide 33 - Question ouverte

10 Personificatie
De bomen fluisteren.
De wind fluit langs mijn oren.
De computer loopt vast.

>> je geeft een levende eigenschap aan een levenloos voorwerp

Slide 34 - Diapositive

Tijd om te oefenen ?

Slide 35 - Diapositive