SCC M7L1 Poëzie versie 2

Poëzie
1 / 40
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 40 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Poëzie

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

THEMA

Slide 3 - Diapositive

Wat is het thema van dit gedicht?

Slide 4 - Carte mentale

Slide 5 - Lien


Slide 6 - Question ouverte


Slide 7 - Question ouverte


Slide 8 - Question ouverte


Slide 9 - Question ouverte


Slide 10 - Question ouverte


Slide 11 - Question ouverte


Slide 12 - Question ouverte


Slide 13 - Question ouverte

-aan het begin van een woord: alliteratie (medeklinker)
-in het midden van een woord: assonantie (klinker)
-op het einde (van woorden of versregels): eindrijm

Slide 14 - Diapositive

Welke vormen/soorten eindrijm ken je?

Slide 15 - Question ouverte

  • A
  • A
  • B
  • B

  • C
  • C
  • D
  • D
  • = gepaard rijm

Slide 16 - Diapositive

  • A
  • B
  • A
  • B
  • = gekruist rijm

Slide 17 - Diapositive

  • A
  • B
  • B
  • A

  • C
  • D
  • D
  • C
  • = omarmend rijm

Slide 18 - Diapositive

  • A
  • A
  • A
  • A
= slagrijm

Slide 19 - Diapositive

  • A
  • B
  • C
  • B
= gebroken
Ze noemen dit gebroken
het heeft wat minder rijm
de derde regel gaat zijn gang
de vierde brengt wat lijm.

Slide 20 - Diapositive

  • A
  • B
  • C
  • A
  • B
  • C
= verspringend
Als je zit op een stoel
en er danst in jou een walsje
als rijmen gaat verspringen.
Dat is wat ik bedoel:
het huppelt in je als je
de woorden zo gaat zingen

Slide 21 - Diapositive

Slide 22 - Diapositive


A
gekruist rijm
B
gepaard rijm
C
gebroken rijm
D
omarmend rijm

Slide 23 - Quiz


A
gekruist rijm
B
gepaard rijm
C
gebroken rijm
D
omarmend rijm

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Dit gedicht heeft een
A
gekruist rijm
B
gepaard rijm
C
gebroken rijm
D
omarmend rijm

Slide 26 - Quiz


A
slagrijm
B
gebroken rijm
C
gepaard rijm
D
gekruist rijm

Slide 27 - Quiz


A
ABAB ABAB
B
ABAB CDCD
C
ABAB ACAC

Slide 28 - Quiz

Vergeet je notities niet!

Slide 29 - Diapositive

BEELDSPRAAK

Slide 30 - Diapositive

vergelijking

Slide 31 - Diapositive

Een waarheid als een...
Beven als een...
Afgaan als een...
Zo lek als een...
koe
riet
zeef
gieter

Slide 32 - Question de remorquage

Slide 33 - Lien

Wat is Frankrijk voor de vader en het zoontje?

Slide 34 - Question ouverte

metafoor

We plaatsen beeld (= olifant) en object (= rots) naast elkaar.

Zoals in een vergelijking, maar we laten "als" vallen.

Nu kun je bijvoorbeeld zeggen:


"Laten we die olifant eens beklimmen!" -> De rots, die we beklimmen,  is zo groot als een olifant. 

"Frankrijk is ons huis."-> Frankrijk lijkt op ons huis. 



Slide 35 - Diapositive

Maak nu zelf een metafoor:

Central Park is de _ _ van New York.

Slide 36 - Question ouverte

personificatie
De bomen fluisteren.
De wind fluit langs mijn oren.
De computer loopt vast.

>> je geeft een levende eigenschap aan een levenloos voorwerp

Slide 37 - Diapositive

Welke personificatie zat er in het filmpje? 

Slide 38 - Diapositive

Vergeet je notities niet!

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo