introductie technologie Disk

• NT2
• Middelbare school
• vmbo lwoo
• Leerjaar 1

Technologie

Technologie
Waar denk je aan?

Vroeger

De toekomst???

Wat kunnen we
in de toekomst?

Technologie

Een wereld zonder computers, internet of telefoon? 

Kan dat?

Welke apparaten zijn belangrijk voor jou? 

En welke apparaten worden in de toekomst belangrijk?

Heeft iedereen dan een robot? 

Wat oefen je?

• Je houdt een betoog en maakt reclame.
  
• Je tekent een robot; je beschrijft de tekening.
  
• Je geeft instructies.
  
• Je zoekt informatie en maakt een presentatie. 
  
• Je schrijft een verhaal over de toekomst.
  

https:

Uitleg van nieuwe woorden 

1.  Lees het woord

2.  Lees de betekenis(sen)

3.  Lees de voorbeeldzin(nen)

4.  Bekijk de plaatjes

de robot

een machine die het werk van een mens doet

Een robot werkt heel precies en is nooit ziek.

het gebouw

iets wat gebouwd is en waar je in kunt

Onze school zit in een groot gebouw.

dalen

naar beneden gaan / zakken

De temperatuur daalt vannacht flink.

Het vliegtuig daalt en zal snel landen.

opladen

zorgen dat er weer elektriciteit bij komt

Ik moet mijn telefoon elke dag opladen.

Elektrische auto's  moet je opladen.

kapot

als iets beschadigd is of niet meer werkt

Mijn telefoon is gevallen en nu is het scherm kapot.

Na het ongeluk was mijn auto helemaal kapot.

de planeet

een hemellichaam (een groot iets) dat rond een ster draait

De aarde is een planeet.

De mens wil graag naar de planeet mars gaan

winnen (won - gewonnen)

de beste zijn in een wedstrijd of een spel

Het voetbalteam heeft de beker gewonnen.

Wie denk jij dat de wedstrijd gaat winnen?

downloaden

digitale gegevens naar je eigen computer halen

Ik wil die game downloaden, want dan kan ik hem spelen.

            studeren                  

iets leren / oefenen

Als je een goed cijfer voor de toets wil, moet je goed studeren.

Bij buurmeisje studeert elke dag piano.

leeg

iets waar niets of niemand in zit

Je moet altijd je bord leeg eten.

De batterij van mijn telefoon is leeg. Ik kan nu niet bellen.