Signaalwoorden

Signaalwoorden – je kunt ze beschouwen als de verkeersborden van je tekst
1 / 21
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1-4

Cette leçon contient 21 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Signaalwoorden – je kunt ze beschouwen als de verkeersborden van je tekst

Slide 1 - Diapositive

Doel van deze les

  • je weet wat tekstverbanden zijn
  • je weet wat signaalwoorden zijn
  • je weet hoe belangrijk signaalwoorden zijn
  • je kent minimaal 5 signaalwoorden van OPSOMMING

Slide 2 - Diapositive

Signaalwoorden
Signaalwoorden geven de lezer een seintje dat een zin of een alinea: 
  • een opsomming, 
  • een tegenstelling
  • een reden
  • een conclusie etc. geeft

Door signaalwoorden kun je de tekst beter begrijpen en kun jij zelf betere teksten schrijven.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Signaalwoorden
Meest voorkomende signaalwoorden en verbanden

Slide 5 - Diapositive

Wat is een signaalwoord?
  • Verbindingswoorden 

  • Signaalwoorden geven het verband aan tussen zinsdelen, zinnen en/of alinea’s

Slide 6 - Diapositive

Tijd
Voordat, nadat, eerst, daarna, wanneer, vroeger.

Slide 7 - Diapositive

Opsomming
En, ook, ten eerste, ten tweede, vervolgens

Slide 8 - Diapositive

Tegenstelling
Zo, evenals, in vergelijking met, soortgelijk(e)

Slide 9 - Diapositive

Oorzaak – gevolg
Door, doordat, waardoor, te danken aan

Slide 10 - Diapositive

Doel – middel
Om te, daarmee, waarmee, door middel van

Slide 11 - Diapositive


Voorbeeld/ toelichting
Een voorbeeld ( hier)van, ter illustratie, bijvoorbeeld, zoals

Slide 12 - Diapositive

Verklaring / argument
Want, omdat, daarom, vanwege, immers,

Slide 13 - Diapositive

Voorwaarde
Als, wanneer, tenzij, in (voor) het geval dat

Slide 14 - Diapositive

Samenvatting / conclusie
Samengevat, kortom, dus, al met al, vandaar dat

Slide 15 - Diapositive

Oefenen

Slide 16 - Diapositive

'verder' is een signaalwoord van opsomming.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Wat is/ zijn een signaalwoord(en) van: opsommend verband?
A
Ten eerste
B
Bijvoorbeeld
C
Zo
D
tenslotte

Slide 18 - Quiz

Wat is een signaalwoord van: opsomming?
A
Ten eerste
B
Bijvoorbeeld
C
Zo
D
Echter

Slide 19 - Quiz

wat is een signaalwoord van: OPSOMMING
A
ook
B
maar
C
al met al
D
zoals

Slide 20 - Quiz

Nog vragen?

Slide 21 - Diapositive