1TH Kern Les 76: Meewerkend voorwerp

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t, havo
• Leerjaar 1

Welkom 1A!

Doe je telefoon in de telefoontas.

Doe je jas uit en ga zitten volgens de plattegrond.

Pak het gemaakte huiswerk er vast bij.

Deze les...

- Doelen doornemen

- Leerstofoverzicht uitdelen

- Oefening lijdend voorwerp (huiswerk!) nakijken

- Uitleg en oefening Les 76: Meewerkend voorwerp

- Aan de slag

Doelen

- Ik kan de pv in een zin aanwijzen.

- Ik kan een zin in zinsdelen verdelen.

- Ik kan het ow in een zin aanwijzen.

- Ik kan het wg in een zin aanwijzen.

- Ik kan het lv in een zin aanwijzen.

- Ik kan het mv in een zin aanwijzen.

Les 75: Lijdend voorwerp

Pak je gemaakte werk erbij.

Vul aan of verbeter wat je fout hebt.

Zet een krul bij wat je goed hebt.

Les 76: Meewerkend voorwerp (mv)

- In sommige zinnen staat naast het onderwerp (ow) en het

   lijdend voorwerp (lv) ook een meewerkend voorwerp (mv).

- Dit is iemand die iets krijgt of voor wie iets wordt gedaan.

- Het meewerkend voorwerp 'werkt mee' aan wat het 

   onderwerp 'doet'.

Les 76: Meewerkend voorwerp (mv)

1.  Benoem de pv.

2. Zet zinsdeelstrepen.

3. Benoem het ow.

4. Benoem het wg.

5. Benoem het lv.

6. Benoem het mv.

     Het meewerkend voorwerp vind je met de vraag:

     Aan/voor wie/wat + wg + ow + lv?

Les 76: Meewerkend voorwerp (mv)

Linda / heeft / haar nieuwe pen / aan Andries / geleend.

pv   = heeft

ow  = Linda

wg  = heeft geleend

lv     = haar nieuwe pen

aan wie/wat heeft Linda haar nieuwe pen geleend?

mv  = aan Andries

Les 76: Meewerkend voorwerp (mv)

> Jolanda / gaf / een lekkere chocoladelolly / aan haar broertje.

       ow        pv/wg                         lv                                                mv

> Meneer Vos / heeft / voor zijn vrouw / een bos bloemen / gekocht.

              ow           pv/wg               mv                                   lv                         wg

Les 76: Meewerkend voorwerp (mv)

Let op!

Als 'aan' of 'voor' in de zin staat, hoort dat bij het mv.

Als er geen 'aan' of 'voor' in de zin staat, kun je dat erbij denken.

> Lou gaf zijn maatje een vriendschappelijke stomp.

> Lou gaf (aan) zijn maatje een vriendschappelijke stomp.

> Roxy schenkt Lisette een kop thee in.

> Roxy schenkt (voor) Lisette een kop thee in.

Wat is het mv?

Coby heeft het paard twee wortels gevoerd.

1. Coby
2. het paard
3. twee wortels
4. (er is geen mv)

Wat is het mv?

Gisteren heeft de wiskundedocent aan alle leerlingen een voldoende gegeven.

1. de wiskundedocent
2. aan alle leerlingen
3. een voldoende
4. (er is geen mv)

Wat is het mv?

In de bibliotheek kun je boeken over allerlei onderwerpen lenen.

1. in de bibliotheek
2. je
3. boeken over allerlei onderwerpen
4. (er is geen mv)

Wat is het mv?

Aan zijn moeder vertelde Tobias een erg goede smoes.

1. aan zijn moeder
2. Tobias
3. een erg goede smoes
4. (er is geen mv)

Wat is het mv?

De stroopwafelverkoper op de markt verkocht ons vorige week heerlijke stroopwafels.

1. de stroopwafelverkoper op de markt
2. ons
3. heerlijke stroopwafels
4. (er is geen mv)

Aan de slag!

Maak de opdrachten op het stencil dat je krijgt.

Snap je iets niet? Stel vragen!

Deze opdrachten zijn huiswerk voor maandag 11 december.