Grammatica: h2

Grammatica: zinsdelen, hoofdstuk 2
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammatica: zinsdelen, hoofdstuk 2

Slide 1 - Diapositive

Antwoorden opdracht 2 
1 Vaak / verslindt / een hamstermoeder / een aantal jongen uit haar nest.
ow = een hamstermoeder
2 Liggen / de tropen / tussen de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring?
ow = de tropen

Slide 2 - Diapositive

3 Honden / kunnen / anders dan katten / behoorlijk grijs / worden / op hun oude dag.
ow = Honden
4 Wil / een groep studenten uit Heerlen / met een 3D-printer / een auto / produceren?
ow = een groep studenten uit Heerlen

Slide 3 - Diapositive

5 Doorgaans / worden / de jongste kuikens van een zeearend / door hun oudere broers en zussen / uit het nest / gegooid.
ow = de jongste kuikens van een zeearend
6 Cabaretier Jochem Myjer / kan / heel wat bekende Nederlanders / imiteren.
ow = Cabaretier Jochem Myjer

Slide 4 - Diapositive

Leerdoel:
- Ik kan het werkwoordelijk gezegde benoemen.

Slide 5 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Het werkwoordelijk gezegde zegt wat het onderwerp doet.
Het bestaat uit alle werkwoorden in de zin (de persoonsvorm en de andere werkwoorden). 

Slide 6 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde? Kim zou het boek gelezen hebben.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde? Tijmen moet elke dag 15 kilometer fietsen.

Slide 8 - Question ouverte

Bijzondere gevallen
- Een onvoltooid deelwoord hoort niet bij het werkwoordelijk gezegde: Wachtend op de bus / ging / Ellen / alvast / haar geschiedenistoets / leren.
- In bepaalde zinnen kan de persoonsvorm van sommige werkwoorden gescheiden in de zin voorkomen. Een voorbeeld is het werkwoord uitreiken: De voorzitter van de club / reikt / na afloop van het toernooi / de prijzen / uit 

Slide 9 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Waarom schrijf je deze zin niet op?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Lachend rende ze de klas uit.

Slide 11 - Question ouverte

Nog meer bijzondere gevallen:
- Als de woordjes te of aan het vóór het werkwoord staan, horen die woordjes bij het werkwoordelijk gezegde: 

Achter zijn villa / ligt /  de beroemde acteur / in een hangmat / te lezen.
Enkele derdeklassers / waren / op het schoolplein / aan het basketballen. 

Slide 12 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De filmster staat enthousiast naar het toegestroomde publiek te zwaaien.

Slide 13 - Question ouverte

Laatste bijzonder geval
Soms ie het werkwoordelijk gezegde een werkwoordelijke uitdrukking: 

Uit vrees voor arrestatie / kozen / de demonstranten / het hazenpad.


Slide 14 - Diapositive

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De vriend van mijn zus heeft het hoog in zijn bol.

Slide 15 - Question ouverte

Opdracht: 
Maak nu opdracht 1, 3 en 4 van hoofdstuk 2 grammatica, zinsdelen (bladzijde 60) in je boek. 

Slide 16 - Diapositive