Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp
Zinsontleding
2
Grammatica
Nederlands: over zinsdelen, persoonsvorm en onderwerp
1 / 40
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
40 diapositives
, avec
quiz interactifs
,
diapositives de texte
et
2 vidéos
.
La durée de la leçon est:
45 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Zinsontleding
2
Grammatica
Nederlands: over zinsdelen, persoonsvorm en onderwerp
Slide 1 - Diapositive
Persoonsvorm
In elke zin staan
werkwoorden.
Één daarvan is de
persoonsvorm
.
De persoonsvorm geeft aan
het getal, de hoeveelheid
en
de tijd
van de zin.
Slide 2 - Diapositive
Leg in je eigen woorden uit wat een persoonsvorm is
Slide 3 - Question ouverte
Persoonsvorm
Slide 4 - Diapositive
Persoonsvorm
https://www.youtube.com/watch?v=nvAow4JgyRE
Video bij hoofdstuk 1 over grammatica.
Over de persoonsvorm en zinsdelen
Slide 5 - Diapositive
Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?'
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
Slide 6 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
'Houd eens je mond.'
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens
Slide 7 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt hij niet graag?'
A
Waarom
B
hij
C
wandelt
D
Er is geen persoonsvorm.
Slide 8 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
'In zijn broek heeft Tsjerk een scheur.'
A
zijn
B
Tsjerk
C
heeft
D
Er is geen persoonsvorm.
Slide 9 - Quiz
Oefenen met de persoonsvorm
Maak opdracht 3, 4 en 5
Bladzijde 249
Slide 10 - Diapositive
Opdracht 4
1 moet
2 kunnen
3 wordt
4 zijn
5 maakten
6 heeft
Opdracht 5
1 heeft
2 mag
3 is
4 Hoeft
5 heeft
6 hadden
Slide 11 - Diapositive
Eerst de PV vinden en dan de zin in zinsdelen verdelen.
Een zinsdeel / kan / één woord/ zijn .
Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de persoonsvorm kunt plaatsen is een apart zinsdeel.
Dit weekend gaan we naar de efteling.
Slide 12 - Diapositive
Eerst de PV vinden en dan de zin in zinsdelen verdelen.
Een zinsdeel kan een woord, maar ook een groepje woorden zijn .
Ieder 'stukje' van de zin dat je voor de persoonsvorm kunt plaatsen is een apart zinsdeel.
Slide 13 - Diapositive
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? 'Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.'
A
3
B
5
C
4
D
6
Slide 14 - Quiz
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin?
' De fiets van mijn broer stond in de schuur van mijn ouders.'
A
2
B
4
C
3
D
5
Slide 15 - Quiz
Aan de slag!
Maak opdracht 1 bladzijde 29
Slide 16 - Diapositive
Opdracht 1
1 een leger van terracottasoldaten - wel zinsdeel
2 op de terugweg acht kilo zwerfafval - geen zinsdeel;
dit zijn twee zinsdelen: op de terugweg en acht kilo zwerfafval
3 huiswerk - geen zinsdeel;
het zinsdeel is geen huiswerk
4 geneeskrachtige werking - wel zinsdeel
5 uit de overstroomde stad - geen zinsdeel;
het zinsdeel is berichten uit de overstroomde stad
6 in het verkeer - wel zinsdeel
Slide 17 - Diapositive
Onderwerp
Zinnen bestaan uit zinsdelen.
Het onderwerp (ow) is ook een zinsdeel.
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Leg nu in je eigen woorden uit wat het onderwerp is
Slide 20 - Question ouverte
Onderwerp
Zoek de persoonsvorm
Vraag: wie of wat + persoonsvorm
Het antwoord op die vraag is het onderwerp
Bekijk de video:
Maak opdracht
2, 3 en 4
bladzijde 29
Onderwerp en persoonsvorm
https://youtu.be/62r_1tNBq2g
Slide 21 - Diapositive
Opdracht 2
1 Vaak / verslindt / een hamstermoeder / een aantal jongen uit haar nest.
ow = een hamstermoeder
2 Liggen / de tropen / tussen de Kreeftskeerkring en de Steenbokskeerkring?
ow = de tropen
3 Honden / kunnen / anders dan katten / behoorlijk grijs / worden / op hun oude dag.
ow = Honden
4 Wil / een groep studenten uit Heerlen / met een 3D-printer / een auto / produceren?
ow = een groep studenten uit Heerlen
5 Doorgaans / worden / de jongste kuikens van een zeearend / door hun oudere broers en zussen / uit het nest / gegooid.
ow = de jongste kuikens van een zeearend
6 Cabaretier Jochem Myjer / kan / heel wat bekende Nederlanders / imiteren.
ow = Cabaretier Jochem Myjer
Slide 22 - Diapositive
Opdracht 3
1 Schaatsers / rijden / met klapschaatsen / per ronde / tienden van seconden (/) sneller.
ow = Schaatsers
2 Op zoek naar eten / breken / beren / vaak / auto’s en caravans / open.
ow = beren
3 Volgens milieutechnici / kun / je / met een zuinige douchekop / veel water / besparen.
ow = je
4 Zijn / de aardpolen / anders dan miljoenen jaren geleden / nu / permanent (/) bevroren?
ow = de aardpolen
5 Bij Body Worlds / worden / geprepareerde menselijke lichamen / getoond.
ow = geprepareerde menselijke lichamen
6 Welk woord / zou / in het Nederlands / het meest / gebruikt worden?
ow = Welk woord
Slide 23 - Diapositive
Extra oefenen
Maak opdracht 6 en 7
Bladzijde 249 en 250
Slide 24 - Diapositive
Opdracht 6
1 Een aardige leraar
2 de woorden explosie en applaus
3 de finale
4 Joris
5 De brandweerlieden
5 een klein jongetje
Opdracht 7
1 het gebouw (enk)
2 Makers van een glossy (meerv)
3 de aardappelsoort bintje (enk)
4 de bliksem (enk)
5 een lange rij populieren (enk)
6 mensen (meerv)
Slide 25 - Diapositive
Hoe heet het belangrijkste werkwoord in een zin?
A
doewoord
B
persoonsvorm
C
onderwerp
D
lidwoord
Slide 26 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
'Kees is vandaag tot 14:05 naar school geweest.'
A
vandaag
B
school
C
is
D
geweest
Slide 27 - Quiz
Er zijn drie manieren om de persoonsvorm te vinden, welke is NIET juist?
A
Vraagzin van maken
B
Tijd veranderen
C
Voorste woord kiezen
D
Hoeveelheid veranderen
Slide 28 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
'Hebben jullie je huiswerk gemaakt voor vandaag?'
A
gemaakt
B
hebben
C
huiswerk
D
vandaag
Slide 29 - Quiz
Wat is een persoonsvorm altijd voor een soort woord?
A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
Werkwoord
Slide 30 - Quiz
Hoeveel zinsdelen heeft deze zin? 'Achmed wil graag een zoen geven aan Amira.'
A
3
B
5
C
4
D
6
Slide 31 - Quiz
Grammatica
Zinsdelen: werkwoordelijk gezegde
Na deze les weet je hoe je deze zinsdelen vindt.
Slide 32 - Diapositive
0
Slide 33 - Vidéo
Leg nu in je eigen woorden uit wat het werkwoordelijk gezegde is
Slide 34 - Question ouverte
Werkwoordelijk
gezegde
Alle werkwoorden uit de zin
Dus: persoonsvorm + andere werkwoorden uit de zin
Slide 35 - Diapositive
Grammatica
Zinsdelen: onderwerp
Ne deze les weet je hoe je deze zinsdelen vindt.
Slide 36 - Diapositive
Hoe vind je de persoonsvorm?
1. Zet de zin in een andere tijd. Verleden tijd of tegenwoordige tijd.
2. Verander het getal van de zin. Enkelvoud of meervoud.
3. Maak van de zin een vraag. De persoonsvorm komt dan vooraan te staan.
Slide 37 - Diapositive
Hoe vind je de persoonsvorm?
1. Zet de zin in een andere tijd. Verleden tijd of tegenwoordige tijd.
2. Verander het getal van de zin. Enkelvoud of meervoud.
3. Maak van de zin een vraag. De persoonsvorm komt dan vooraan te staan.
Slide 38 - Diapositive
0
Slide 39 - Vidéo
Nu jij
!
Jurre heeft voor zijn verjaardag wel twintig uitnodigingen gestuurd.
Andere tijd:
Ander getal:
Vragend:
Slide 40 - Diapositive
Plus de leçons comme celle-ci
Het Onderwerp en werkwoordelijk gezegde
Octobre 2022
- Leçon avec
16 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp
Juin 2020
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Hoofdstuk 1: zinsdelen, persoonsvorm en onderwerp
Mai 2022
- Leçon avec
26 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Les 1 - Hoofdstuk 1: zinsdelen, persoonsvorm en onderwerp
Mai 2022
- Leçon avec
29 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
1Vf - grammatica zinsdelen les 3
Septembre 2021
- Leçon avec
30 diapositives
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Les 1 - H1 zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp
Mai 2023
- Leçon avec
27 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Herhaling Grammatica - Zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp, ww gezegde
Février 2023
- Leçon avec
31 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Zinsdelen, persoonsvorm, onderwerp
Novembre 2022
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1