Leenwoorden

Leenwoorden
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Leenwoorden

Slide 1 - Diapositive

Wat is het meest uitgeleende Nederlandse woord en komt terug in 57 andere talen?
A
Boot
B
Baas
C
Aardappel
D
Tulp

Slide 2 - Quiz

Uit welke taal hebben wij het woord 'Humor' geleend?
A
Duits
B
Pools
C
Frans
D
Engels

Slide 3 - Quiz

Uit welke taal hebben wij het woord 'Robot' geleend?
A
Tsjechisch
B
Duits
C
Amerikaans
D
Russisch

Slide 4 - Quiz

Nederlandse leenwoorden
Meer dan 18.000 Nederlandse woorden zijn uitgeleend aan 138 andere talen. Die Nederlandse woorden hebben geleid tot bijna 50.000 nieuwe woorden in vreemde talen.

Slide 5 - Diapositive

Engelse leenwoorden

Bijvoorbeeld:
• Online
 Poncho
• Penalty
• 
Stand-by
• Lay-out

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Franse leenwoorden

In het Nederlands hebben we aan aantal Franse woorden die eindigen met een accent (streepje) op de letter - e. In het meervoud mag je de letter -s dan gewoon aan het woord vastplakken.

Voorbeeld:

logé - logés

Slide 8 - Diapositive

Franse leenwoorden
Als een woord al heel gebruikelijk is in het Nederlands, dan krijgt het woord geen accenttekens op de -o en de -u.
Op de -e krijgen we een accentteken als dit nodig is voor de uitspraak.

Slide 9 - Diapositive

Engelse werkwoorden
Sommige woorden en werkwoorden die wij gebruiken, komen uit een andere taal. Je noemt ze leenwoorden. Engelse werkwoorden vervoeg je op dezelfde manier als Nederlandse werkwoorden.

Let op:

- We 'vernederlandsen' de Engelse werkwoorden, behalve als je daardoor een verkeerde uitspraak krijgt.

Slide 10 - Diapositive

Hoe zit dat?
Bij het werkwoord saven eindigt de stam op een -e
-> save (spreek uit: seef)
De v van save zit niet in het 'T KoFSCHiP X  
Daarom krijg je in de verleden tijd -de of - den

Ik save                           Ik savede                    Ik heb gesaved
Hij savet                       Wij saveden

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Hij.....(deleten, vt) alles
A
deleete
B
deletetet
C
deleetet
D
deletete

Slide 13 - Quiz

Ik hoorde dat jullie heel goed.......... (bridgen, vt)
A
bridgeden
B
bridgeten
C
bridgden
D
bridgten

Slide 14 - Quiz

Het ............(downloaden, vd) bestand bevat een virus.
A
gedownloade
B
gedownloadde
C
gedownloate
D
gedownloatte

Slide 15 - Quiz

De snelste tijd werd al snel.......... (timen, vd).
A
getimet
B
getimd
C
getimed
D
getimt

Slide 16 - Quiz

Zij ......... (breakdancen, tt) al heel erg goed.
A
breakdanct
B
breakdancet
C
breakdancdt
D
breakdanced

Slide 17 - Quiz

Hij ...... (passen, vd) erg goed, waardoor er gescoord kon worden.
A
paste
B
passte
C
pasete
D
passete

Slide 18 - Quiz

Opzoeken: www.vandale.nl

Slide 19 - Diapositive