Radioactiviteit - Halveringstijd

Radioactiviteit
Halveringstijd
1 / 49
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 49 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Radioactiviteit
Halveringstijd

Slide 1 - Diapositive

Hoofdstuk Radioactiviteit
Radioactiviteit - Halveringstijd
Radioactiviteit - Activiteit
Radioactiviteit - Stralingsgevaar
Radioactiviteit - Medische beeldvorming
Radioactiviteit - Halveringsdikte & logaritmisch rekenen
Radioactiviteit - De bouw van atomen
Radioactiviteit - Kernverval

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
Aan het eind van de les kun je...

... uitleggen wat halveringstijd is.
... uitleggen waarom je een grote hoeveelheid deeltjes nodig hebt om betrouwbaar halveringstijden te voorspellen uit een diagram.
... weet en begrijp je de formule van halveringstijd 

Slide 3 - Diapositive

In welke BINAS tabel vind je de soort(en) straling van verval van isotopen?
(Zonder nu in je BINAS te kijken)
A
T 52
B
T 25
C
T 99
D
Heb ik geen BINAS voor nodig, zuig ik zo uit mijn duim.

Slide 4 - Quiz

Door nu wel je BINAS te gebruiken, welke straling hoort bij het verval van uranium-235?
A
Alfa
B
Beta
C
Gamma
D
Asjemenou, hij is stabiel.

Slide 5 - Quiz

Door nu wel je BINAS te gebruiken, welke straling hoort bij het verval van kwik-205?
A
Alfa
B
Beta
C
Gamma
D
Asjemenou, hij is stabiel.

Slide 6 - Quiz

Halveringstijd

Slide 7 - Diapositive

Halveringstijd
Nt=N0(21)t21t

Slide 8 - Diapositive

Halveringstijd
Nt=N0(21)t21t
Nt  = kernen op tijdstip t
N0 = kernen op tijdstip t = 0
t     = tijdstip t
t½  = halveringstijd isotoop


Slide 9 - Diapositive

Halveringstijd
Nt=N0(21)t21t
Nt  = kernen op tijdstip t
N0 = kernen op tijdstip t = 0
t     = tijdstip t
t½  = halveringstijd isotoop

In dit voorbeeld:
t½ = 10 uur

Slide 10 - Diapositive

Tabel 25A

Slide 11 - Diapositive

Tabel 25A

Slide 12 - Diapositive

Radiometrische datering
  • Uranium-235
  • Kalium-40                     
t½ = 7,04·108 jaar
t½ = 1,28·109 jaar
t½ = 4,8·1010 jaar
t½ = 5370 jaar
  • Rubidium-87
  • Koolstof-14
Halveringstijd

Slide 13 - Diapositive

Radiometrische datering
  • Uranium-235
  • Kalium-40                      
t½ = 7,04·108 jaar
t½ = 1,28·109 jaar
t½ = 4,8·1010 jaar
t½ = 5370 jaar
  • Rubidium-87
  • Koolstof-14
Halveringstijd

Slide 14 - Diapositive

Radiometrische datering
  • Uranium-235
  • Kalium-40                     
t½ = 7,04·108 jaar
t½ = 1,28·109 jaar
t½ = 4,8·1010 jaar
t½ = 5370 jaar
  • Rubidium-87
  • Koolstof-14
Halveringstijd

Slide 15 - Diapositive

Radiometrische datering
  • Uranium-235
  • Kalium-40                      
t½ = 7,04·108 jaar
t½ = 1,28·109 jaar
t½ = 4,8·1010 jaar
t½ = 5370 jaar
  • Rubidium-87
  • Koolstof-14
Halveringstijd

Slide 16 - Diapositive

Radiometrische datering
  • Uranium-235
  • Kalium-40                      
t½ = 7,04·108 jaar
t½ = 1,28·109 jaar
t½ = 4,8·1010 jaar
t½ = 5370 jaar
  • Rubidium-87
  • Koolstof-14
Halveringstijd

Slide 17 - Diapositive

Radiometrische datering
  • Uranium-235
  • Kalium-40                      
t½ = 7,04·108 jaar
t½ = 1,28·109 jaar
t½ = 4,8·1010 jaar
t½ = 5370 jaar
  • Rubidium-87
  • Koolstof-14
Halveringstijd

Slide 18 - Diapositive

Radiometrische datering
  • Uranium-235
  • Kalium-40                      
t½ = 7,04·108 jaar
t½ = 1,28·109 jaar
t½ = 4,8·1010 jaar
t½ = 5370 jaar
  • Rubidium-87
  • Koolstof-14
Halveringstijd

Slide 19 - Diapositive

Radiometrische datering
  • Uranium-235
  • Kalium-40                      
t½ = 7,04·108 jaar
t½ = 1,28·109 jaar
t½ = 4,8·1010 jaar
t½ = 5370 jaar
  • Rubidium-87
  • Koolstof-14
Halveringstijd

Slide 20 - Diapositive

Radiometrische datering
Koolstof-14:  t½ = 5370 jaar

Slide 21 - Diapositive

C14-datering

Slide 22 - Diapositive

C14-datering
Vesuvius-slachtoffer (Pompei) 79 na Chr.

Slide 23 - Diapositive

C14-datering
Moeder en baby ca. 6000 jaar geleden

Slide 24 - Diapositive

C14-datering
Man van Tollund 350 voor Chr.

Slide 25 - Diapositive

Geschiedenis van de Aarde

Slide 26 - Diapositive

The fossil record

Slide 27 - Diapositive

Radiometrische datering
 
80 miljoen jaar geleden

Slide 28 - Diapositive

Radiometrische datering
 
80 miljoen jaar geleden

Slide 29 - Diapositive

Radiometrische datering
 
80 miljoen jaar geleden

Slide 30 - Diapositive

Radiometrische datering
 
110 miljoen jaar geleden

Slide 31 - Diapositive

Radiometrische datering

Slide 32 - Diapositive

Radiometrische datering

Slide 33 - Diapositive

Door nu wel je BINAS te gebruiken, zoek de halveringstijd van
polonium-214 op.
A
3,2 μs
B
0,16 μs
C
0,16 ms
D
Asjemenou, hij is stabiel.

Slide 34 - Quiz

Door nu wel je BINAS te gebruiken, zoek de halveringstijd van
radium-226 op.
A
1600 jaar
B
5,75 jaar
C
4,79 jaar
D
Asjemenou, hij is stabiel.

Slide 35 - Quiz

Halveringstijd
Zoals je hebt geleerd in de vorige pragraaf vervallen instabiele isotopen door straling uit te zenden naar verloop van tijd. Dit betekent dat de hoeveelheid radioactieve deeltjes in een bron afneemt in de tijd.


De tijdsduur waarna de helft van het aantal deeltjes in de bron vervallen is, noemen we de halveringstijd of de halfwaardetijd (t½ als grootheid). 

In het (N,t)-diagram hiernaast zie je een voorbeeld van een radioactieve bron waarbij het aantal deeltjes N afneemt in de tijd. 
t½ is in dit geval 10 uur, omdat het aantal radioactieve deeltjes N elke 10 uur halveert.

Slide 36 - Diapositive

Radiometrische datering
Elke radioactieve isotoop heeft zijn eigen halveringstijd en deze kan variëren van een fractie van een seconde tot miljoenen jaren. Voor een aantal isotopen is de halveringstijd te vinden in BINAS tabel 25. 

In deze tabel vinden we bijvoorbeeld dat koolstof-14 een halveringstijd heeft van 5730 jaar. Na 5730 jaar is dus nog maar de helft van de koolstof-14 over. Na 11460 jaar (= 2 × 5730) is nog slechts 25% over en na 17190 jaar (= 3 × 5730) nog 12,5%. Etc.
De halveringstijd van stoffen kan o.a. gebruikt worden voor radiometrische datering. Het bekendste voorbeeld hiervan is C14-datering. Koolstof-14 komt in vergelijking met andere koolstof isotopen in elk levend organisme in een vaste verhouding voor.

Als een organisme echter sterft, krijgt het geen nieuwe koolstof-14 meer binnen en neemt deze hoeveelheid in de tijd af door kernverval. Door te kijken hoeveel koolstof-14 er nog over is, kunnen we met de halveringstijd uitrekenen hoe lang geleden het organisme gestorven is. 

Voor zeer oude fossielen zijn andere isotopen geschikt om een leeftijd te dateren.

Slide 37 - Diapositive

Voorbeelden datering
                                                                                                       Dinosaurus veren van 100                                                                                  <--- miljoen jaar oud
.
.
.
.
.

                Lichaam van nodosaurus,
                110 miljoen jaar oud   --->

Slide 38 - Diapositive

Voorbeelden datering
                                                                                      Man van Tollund (ong. 2300 jr oud)
.                                                                              <--- Denemarken
.
.
.
.


Moeder en baby (ong. 6000 jaar oud)
Nieuwegein                                 --->

Slide 39 - Diapositive

Kernverval in de tijd
Het kernverval van kernen N verloopt via een verband met de halveringstijd. De formule die hierbij hoort is:


waarin:
Nt  = radioactieve deeltjes op tijdstip t        (-)
N0 = radioactieve deeltjes op tijdstip t = 0 (-)
t     = verlopen tijd (s)
t½ = halveringstijd (s)
V: Bij de meltdown van de kernreactor van Tsjernobyl in 1986 kwamen veel ioniserende isotopen in de atmosfeer, waaronder het isotoop Cs-137. Als er 3,29·1026 kernen over Europa verspreid werden, hoeveel kernen zouden er dan tegenwoordig nog straling uitzenden?

A: Deze vraag is beantwoord in 2021, dus er zijn 2021 - 1986 = 35 jaren verstreken. Dus t = 35 jaar. N0 = 3,29·1026 kernen, en t½ = 30 jaar volgens BINAS Tabel 25A. In BINAS tabel 6B is te vinden dat een jaar 3,2·107 seconden bedraagt.



Cs-137 is een isotoop dat een lange tijd gevaarlijk kan stralen!
Nt=N0(21)t21t
Nt=N0(21)t21t=3,291026(21)303,2107353,2107=1,51026 kernen

Slide 40 - Diapositive

Massa ⇄ atoommassa
In sommige gevallen heb je voor een vraagstuk alleen de massa van de deeltjes die vervallen. Alle kernen van een isotoop maken samen de massa van dat isotoop. Er kan dus zowel gerekend worden vanuit het aantal kernen naar de massa en andersom.

Om die hoeveelheid aan kernen vanuit de massa te berekenen, moet eerst de atoommassa in de eenheid u van het isotoop worden opgezocht. Die staat vermeld in de vierde kolom van BINAS tabel 25A. 








Dit is nog niet de atoommassa in kilogram! Om die atoommassa vanuit de eenheid u naar de eenheid kg om te rekenen, moet gebruik gemaakt worden van de atomaire massa-eenheid (zie BINAS tabel 7B).

Om het aantal kernen uit te rekenen, dan deel je de massa m in kg door de atoommassa maal de atomaire massa-eenheid:


Andersom geldt dan natuurlijk:


Op de volgende pagina is een voorbeeld uitgewerkt.
N=atoommassa  atomaire massaeenheidm
m=N  atoommassa  atomaire massaeenheid

Slide 41 - Diapositive

Massa ⇄ atoommassa
V: Gebruik het onderstaande Wikipedia-fragment over de atoombom die op Hirosjima gebruikt is, om het aantal uranium-kernen uit te rekenen.





A: Uit de tekst is de massa m = 798 g aan 235U te halen. Omgerekend geeft dit m = 798·10-3 kg. Uit BINAS tabel 25A is de waarde 235,04392 u voor de atoommassa te vinden. Hiermee is het aantal kernen uit te rekenen:
Met het directe verband tussen massa m en het aantal kernen N en andersom is te zien dat de formule:


Direct kan worden omgezet in:


waarin:
mt = radioactieve deeltjes op tijdstip t (kg)
m0 = radioactieve deeltjes op tijdstip t = 0 (kg)
t = verlopen tijd (s)
t½ = halveringstijd (s)

Met deze formule kan ook de massa van de moederkernen van een isotoop op elk tijdstip t berekend worden.
Nt=N0(21)t21t
N=atoommassa  atomaire massaeenheidm
N=235,043921,660538...1027798103=2,041024 kernen
mt=m0(21)t21t

Slide 42 - Diapositive

Halveringstijd wedstrijd
We gaan het vervallen van een radioactieve kern Po(lonium) klassikaal simuleren, op de volgende manier:

- Iedereen heeft een 5 eurocent muntje gekregen om daarmee Kop (K) of Munt (M) te gooien. 
- Iedereen staat op en gooit de munt op, vangt 'm weer op en bepaalt de kant v. d. munt. 
- Wanneer iemand Kop heeft gegooid, vervalt hij/zij en gaat weer zitten.
- Wanneer iemand Munt heeft gegooid, blijft hij/zij staan om bij de volgende ronde weer
  de munt op te gooien.
- Wie als laatste overblijft, wint!

Slide 43 - Diapositive

Halveringstijd simulatie
We gaan in de klas het vervallen van een radioactieve kern Po(lonium) individueel simuleren. Dit gaat als volgt, waarbij weer Kop verval betekent en Munt geen verval betekent;

- Iedereen begint met 20 Po-kernen en noteert dit aantal op een blaadje/in schrift/op iPad.
- Iedereen gooit in de eerste ronde de munt 20x op, en houdt bij hoe vaak Munt is gegooid
- Dan volgt de tweede ronde, en met het eerder bepaalde aantal waarmee Munt gegooid was, wordt
  weer de munt opgegooid en het aantal keren Munt genoteerd.
  Dit wordt herhaald tot in de laatste ronde er 1 keer opgegooid kan worden en dit Kop blijkt te zijn.
- Met je lijstje van rondes en aantal keren Munt gegooid ga je naar je docent
  als je klaar bent. Hij voert je gegevens in in zijn Excel-sheet.
- Alle gegevens worden vergeleken met een verwachtingsgrafiek
   voor het verval.
 

Slide 44 - Diapositive

Als je vragen hebt, kan je ze hier stellen.

Slide 45 - Question ouverte

Opgaven
Opgave 1
a. Schrijf de grootheid/symbool van halveringstijd op.
b. Leg uit wat met de halveringstijd bedoeld wordt. 

Opgave 2
Na het kernongeluk van Tsjernobyl werden ook Pu-240, 
I-131 en Am-241 over Europa verspreid. Stel dat er voor elk van die drie isotopen 8,9·1025 kernen verspreid werden.
a. Bereken hoeveel Pu-240 deeltjes tegenwoordig nog aan het stralen zijn.
b. Bereken hoeveel I-131 deeltjes tegenwoordig nog aan het stralen zijn.
c. Bereken hoeveel Am-241 deeltjes tegenwoordig nog aan het stralen zijn.
Opgave 3
Marie Curie en haar man deden onderzoek naar radium-226 in 1898.
a. Schrijf de kernvervalvergelijking van radium-226 op.
Stel dat zij 278 gram radium-226 tot hun beschikking hadden. b. Bereken het aantal (atoom)kernen wat zij tot hun beschikking hadden.
Tegenwoordig is een bepaalde hoeveelheid van het oorspronkelijke radium-226 vervallen in dochterkernen.
c. Bereken het aantal radium-226 kernen dat tegenwoordig nog aan het stralen is.
d. Bereken de hoeveelheid dochterkernen die er sinds 1898 ontstaan zijn. 
e. Bereken de massa van de dochterkernen die bij vraag d. berekend zijn.

Slide 46 - Diapositive

Opgaven
Opgave 4
a. Bepaal de halveringstijd van technetium-100
met behulp van de volgende grafiek hiernaast.

b. Stel dat je 10 gram hebt van de stof die  
beschreven staat in het diagram hiernaast.
Bepaal hoeveel gram je na 10 minuten nog over
hebt.

Slide 47 - Diapositive

Opgaven
Opgave 5
Het isotoop nikkel-63 vervalt door bètaverval in koper-63. Stel je hebt 1,60 gram nikkel-63.
a. Bereken hoelang het duurt voordat je nog slechts 0,0500 gram over hebt.
b. Bereken hoeveel deeltjes er in deze tijd vervallen zijn. Zoek hiervoor eerst in tabel 25 de massa van het nikkel-63-isotoop op.
Hint: in tabel 5 staat de omrekening van u naar kg.

Opgave 6
Beschrijf hoe je het aantal deeltjes kan berekenen als je de massa van een bepaalde stof kent.
Opgave 7
Het isotoop kalium-42 vervalt door bètaverval in calcium-42. Stel dat je in het begin 2,4 microgram hebt.
a. Bereken hoe lang het duurt voordat je nog slechts 0,15 microgram over hebt?
b. Bereken het aantal deeltjes kalium-42 waarmee je begon en gebruik dit voor het tekenen van een (N,t)-diagram.

Opgave 8
Een stukje tin bevat een kleine hoeveelheid tin-121. Deze isotoop vervalt onder uitzending van een bètadeeltje. Hoeveel procent van het oorspronkelijke tin-121 is er nog over na 5 dagen?

Slide 48 - Diapositive

Opgaven
Opgave 9
Er worden restanten gevonden van een boom van 40.000 jaar oud. De koolstof-14 die ooit aanwezig was is voor een groot deel verdwenen. Hoeveel procent van de oorspronkelijke koolstof-14 zit er nu nog in de boom?
Opgave 10
Een mummie wordt gevonden in een houten sarcofaag. De leeftijd van het hout wordt gevonden met behulp van koolstofdatering met behulp van het isotoop C-14. Uit een chemische analyse blijkt dat in de loop van de jaren 35% van C-14 vervallen is. Bereken hoeveel jaar voor Christus de mummie begraven is.

Slide 49 - Diapositive