Woordenschat H2 les 5

Welkom en fijn dat je er bent!

Ga alvast zitten en pak je leesboek ==> stil lezen

  • Lesdoel (aangepast)
  • Huiswerk bespreken 
  • LessonUp oefenen en verder met H2
  • Evaluatie les
timer
10:00
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Welkom en fijn dat je er bent!

Ga alvast zitten en pak je leesboek ==> stil lezen

  • Lesdoel (aangepast)
  • Huiswerk bespreken 
  • LessonUp oefenen en verder met H2
  • Evaluatie les
timer
10:00

Slide 1 - Diapositive

LESDOEL
'Na deze les weet ik hoe ik de betekenis van een onbekend woord of uitdrukking kan vinden'.

'Na deze les kan ik een eenvoudige zin ontleden'

Slide 2 - Diapositive

Ontleden: pv, gezegde, ow, lv
persoonsvorm       : 
gezegde                    : 
onderwerp               : 
lijdend voorwerp   : 

Slide 3 - Diapositive

Ontleden: pv, gezegde, ow, lv
persoonsvorm       : vragend maken en tijd (tt-vt)
gezegde                    : alle werkwoorden in een zin
onderwerp               : wie/wat doet iets
lijdend voorwerp   : onderwerp + pv + wat
Zij hebben een rode fiets voor haar opgehaald.

Slide 4 - Diapositive

Ze kookt van woede.
Dit is:
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 5 - Quiz

Wat wordt bedoeld met:
Ik heb vlinders in mijn buik
A
Ik heb trek
B
Ik ben verliefd
C
Ik ben zenuwachtig
D
Ik pijn in mijn buik

Slide 6 - Quiz

Wat is de PERSOONSVORM:
Ik heb vlinders in mijn buik
A
Ik
B
heb
C
vlinders
D
in mijn buik

Slide 7 - Quiz

Wat is het GEZEGDE:
Ik heb vlinders in mijn buik
A
Ik
B
heb
C
vlinders
D
in mijn buik

Slide 8 - Quiz

Wat is het ONDERWERP:
Ik heb vlinders in mijn buik
A
Ik
B
heb
C
vlinders
D
in mijn buik

Slide 9 - Quiz

Wat is het LIJDENDVOORWERP:
Ik heb vlinders in mijn buik
A
Ik
B
heb
C
vlinders
D
in mijn buik

Slide 10 - Quiz

De toekomst lacht ons tegemoet.
Dit is:
A
Letterlijk taalgebruik
B
Figuurlijk taalgebruik

Slide 11 - Quiz

In onze tuin staat de hoogste boom van de buurt.
A
Figuurlijk taalgebruik
B
Letterlijk taalgebruik

Slide 12 - Quiz

Dali was een Spaanse kunstschilder.
'Spaanse kunstschilder' is ….. taalgebruik?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 13 - Quiz

Dali was de man met de beroemde snor. 'Beroemde snor' is …… taalgebruik?
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 14 - Quiz

Welke zin is figuurlijk taalgebruik?


A
Mijn broer is een beer van een kerel.
B
In het bos is een beer gespot.

Slide 15 - Quiz

Een uitdrukking is een vorm van figuurlijk taalgebruik.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 16 - Quiz

Als je precies zegt wat je bedoelt is dat .... taalgebruik
A
letterlijk
B
figuurlijk

Slide 17 - Quiz

MAKEN - HUISWERK

Hoofdstuk 2 Woordenschat
blz. 51 -52-53

Opdracht 3, 4.1 en 5

Slide 18 - Diapositive

Evaluatie

  • Wat heb je geleerd deze les?

  • Wat ging er goed?
  • Wat kan beter?

Slide 19 - Diapositive