4H SK reparatie les 2

• Scheikunde
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 4

4H SK @ LPM

reparatie les 2 hoofdstuk 3

formules en naamgeving

covalenties en structuren tekenen

Wil je graag meedoen aan de ondersteuningsslessen scheikunde in periode 4?
(mocht je niet uitgenodigd worden
door je docent, het MAG wel)

1. ja
2. nee

naamgeving en structuurformules

Zouten en moleculaire stoffen hebben hun eigen naamgeving.

Hieraan kun je zien wat voor stof het is, 

en voorspellen hoe deze er op microniveau uit ziet (ionen, atomen) of welke macro eigenschappen (stroomgeleiding, fase bij kamertemperatuur) de stof heeft.

Handig!! Periodiek systeem: herken de metalen

naamgeving van stoffen

Je kunt de naam geven bij de formule van een stof.

Je kunt op basis van de naam herkennen 

om wat voor SOORT stof het gaat.

Naamgeving zouten (bestaan uit ionen)

Naam positief ion + Naam negatief ion = Naam zout

Natrium + Chloride = Natriumchloride
Na+   +    Cl-    =    NaCl
Kalium + Oxide = Kaliumoxide

2 K+    +    O2-    =    K2O

Naamgeving moleculaire stoffen 

(bestaan uit atomen die aan elkaar verbonden zijn)

Formule - triviale naam - systematische naam

H2O             water                   Diwaterstofmono-oxide
CO2             koolzuur             Koolstofdioxide

N2O             -                             Distikstofmono-oxide
NH3            ammoniak         Stikstoftrihydride

Geef de namen van:
a. NO₂
b. PF₃
c. HI

a. Stikstofdioxide

b. Fosfortrifluoride

c. Waterstofjodide

Zijn de volgende stoffen zouten of moleculaire stoffen?
1. calciumjodide
2. zwaveldichloride
3. natriumcarbonaat

1. zout

2. moleculair

3. zout

zouten en verhoudingformules

- een zout moet neutraal zijn

- er moet dus evenveel min-lading als plus-lading zijn

Het is essentieel dat je 

- een stof (formule) herkent als zout (metaal + niet-metaal)

- de ladingen van de ionen kent 

- of kunt opzoeken in de Binas

verhoudingsformules zouten

Geef de juiste formules van:
1. calciumjodide (zout)
2. zwaveldichloride (moleculaire stof)
3. natriumcarbonaat (zout)

Gebruik je Binas

45A en 66B (ionen)

1. CaI2

2. SCl2

3. Na2CO3

moleculaire stoffen

bestaan uit niet-metaal atomen, die aan elkaar vast zitten

structuur van methaan:

CH4

C kan vier bindingen aangaan

H kan één binding aangaan

of:

covalentie van C =4

covalentie van H = 1

de covalentie van een atoom geeft aan hoeveel bindingen een atoom aan kan gaan. Wat is juist?
I) koolstof (C) kan 4 bindingen aangaan en stikstof (N) 5.
II) Chloor (Cl) kan 1 binding aangaan en zuurstof (O) 2.

1. alleen I is juist
2. alleen II is juist
3. beiden zijn juist
4. beiden zijn onjuist

leer dit uit je hoofd!!

je kunt dit ook uit het periodiek systeem halen, bijvoorbeeld:

O heeft 6 e- in de buitenste schil. O wil 8 e- in de buitenste schil (octet), dus heeft er graag 2 bij. 2 bindingen betekent 2 extra e- in de buurt, dus O heeft covalentie 2.

teken nu een structuurformule
met de formule: C₂H₂Cl₂

reactievergelijkingen met formules en stofnamen.

In toetsvragen worden vaak niet alle formules gegeven:

Geef de kloppende vergelijking van:
De ontleding van ammoniak (NH₃) in de elementen.

element

verbinding en element?

verbinding = meerdere atoomsoorten, element is maar één atoomsoort, maar kan Cu, Fe of C zijn, maar ook O2, H2, etc.

2 NH3 --> 3 H2 + N2

nog eentje, geef de kloppende reactievergelijking:

Propaan (C₃H₈) wordt volledig verbrand.

genoeg geoefend, nu zelf

maak 33, 39 en van de afsluitende paragraaf: 2, 3 en 5.

kijk ze na, en lever de opgaven van deze week in bij opdrachten in Magister.

Om te oefenen: maak a t/m f van de reactievergelijkingen (ELO).