Huiswerk: af op 14 maart

Huiswerk af op 14 maart 
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
SpellingBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 25 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Huiswerk af op 14 maart 

Slide 1 - Diapositive

Spelling
Aankomende opdrachten horen bij spelling.
Vul elke keer het werkwoord in die jij op de streep zou invullen.
Kijk goed naar de tijd en denk aan: 't kofschip-x

Slide 2 - Diapositive

Knopen (vt - toen)
Ik _________ gisteren de elastiekjes aan elkaar.

Slide 3 - Question ouverte

dromen (vt - toen)
Gisternacht _________ hij over dinosaurussen.

Slide 4 - Question ouverte

fotograferen (vt - toen)
Wij _________ de dieren van de Big 5.

Slide 5 - Question ouverte

planten (vt-toen)
Judith _________ afgelopen zaterdag de plantjes in de aarde.

Slide 6 - Question ouverte

vergroten (vt-toen)
Gisteren _________ ik de foto.

Slide 7 - Question ouverte

verwoesten (vt-toen)
Toen _________ de tovenaar het gebouw.

Slide 8 - Question ouverte

besteed (vt-toen)
Hij _________ veel geld aan een nieuwe televisie.

Slide 9 - Question ouverte

kleuren (vt-toen)
Vroeger _________ wij elke dag.

Slide 10 - Question ouverte

word (tt-nu)
Het _________ slecht weer.

Slide 11 - Question ouverte

flossen (tt-nu)
_________ jij elke dag?

Slide 12 - Question ouverte

dragen (tt-nu)
Gerda _________ haar broertje naar huis.

Slide 13 - Question ouverte

vinden (tt-nu)
_________ je in Afrika veel muggen?

Slide 14 - Question ouverte

vinden (tt-nu)
Jij _________ dat idee waarschijnlijk goed.

Slide 15 - Question ouverte

Verkeer
Aankomende opdrachten horen bij verkeer.
Lees de vraag rustig door. Typ alleen het antwoord.

Slide 16 - Diapositive

De autobestuurder slaat rechts af. Eva gaat rechtdoor. Wie heeft er voorrang?
A. Auto
B. Eva

Slide 17 - Question ouverte

De auto slaat af. Maureen wil rechtdoor. Wie heeft er voorrang?
A. Auto
B Maureen krijgen

Slide 18 - Question ouverte

Welke zinnen zijn waar?
A. Huang moet voorrang krijgen van Yasmine.
B. Niek moet voorrang krijgen van de fietsers van links.
C. De auto moet voorrang krijgen van de fietsers.
D. Het verkeersbord met de fiets geeft aan dat fietsers op dit fietspad in beide richtingen kunnen fietsen.
Typ het bijvoorbeeld zo: A en B

Slide 19 - Question ouverte

Tussen Nourin en de auto geldt de verkeersregel:
A. Kleine bocht gaat voor grote bocht. De auto mag dus voor.
B. Grote bocht gaat voor kleine bocht. Nourin mag dus voor.
C. De auto en Nourin hoeven niet op elkaar te wachten en kunnen tegelijk rijden.

Slide 20 - Question ouverte

Lars moet ...
A. De voetganger voor laten gaan.
B. Voor worden gelaten door de voetganger.

Slide 21 - Question ouverte

Tussen Lars en de voetganger geldt de verkeersregel
A. Kleine bocht voor grote bocht.
B. Rechtdoor op dezelfde weg gaat voor.

Slide 22 - Question ouverte

Welke volgorde klopt. Wie mag er eerst?
A. Eerst Jayden dan Danique dan de scooter.
B. Eerst Danique dan Jayden dan de scooter.
C. Eerst Jayden dan de scooter en dan Danique.

Slide 23 - Question ouverte

Wendy wil linksaf. Moet zij hier nu voorsorteren?
A. Ja, want dan weet de fietser die achterop komt wat ze gaat doen.
B. Ja, want dat moet altijd als je linksaf gaat.
C. Nee, daar is te weg te smal voor. De vrachtwagen wijkt waarschijnlijk uit.

Slide 24 - Question ouverte

Huiswerk
Je bent klaar met het huiswerk van deze week. 
Je kan deze website nu sluiten.

Slide 25 - Diapositive