Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.
Éléments de cette leçon
Naut thema 3 les 2
Slide 1 - Diapositive
Wat weet je nog van de vorige les?
Slide 2 - Carte mentale
Herhaling
Robot: Reageert zelfstandig op zijn omgeving. Is gemaakt voor het zware, vuile, saai en gevaarlijke werk.
Analyse: Je splits het probleem op in kleinere problemen. Zo kun je het probleem van alle kanten bekijken.
Slide 3 - Diapositive
Herhaling
Programma van eisen: Wat moet een robot allemaal kunnen om het probleem aan te pakken.
Bijv. bij stofzuigen moet een robot het stof/vuil herkennen, overal bij kunnen in hoekjes etc., zichzelf kunnen legen, weten wanneer de zak met stof vol is etc.
Slide 4 - Diapositive
Uitleg les 2
Sensor: Is een elektronisch apparaatje wat kan zien, horen, ruiken of voelen. Denk bijv. aan de thermostaat thuis, als je hem ingesteld hebt op minimaal 15 graden. Dan gaat de verwarming aan als het onder de 15 graden komt.
Slide 5 - Diapositive
Thermostaat
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Vidéo
Hoe werkt een sensor van de buitenlamp?
Slide 8 - Question ouverte
Hoe kan het dat James nooit van de tafel valt?
Slide 9 - Question ouverte
Uitleg
Beslisschema: Een beslisschema van een computer of een robot laat zien wat er bij elke keuze gebeurt. Een computer berekent alle mogelijke keuzes van tevoren uit. Dit doet en computer binnen een paar seconden.
Daarom heb je bijna geen kans om het tegen een computer op te nemen tijdens een spel.
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Bekijk het volgende filmpje
Kunnen computers net zo denken als mensen?
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Vidéo
Waarom kan die robot tijdens het voetbalspel niet met de blauwe bal voetballen?
Slide 14 - Question ouverte
Wat willen de wetenschappers uitrekenen met de super computer?
Slide 15 - Question ouverte
Vragen over de les
Succes!
Slide 16 - Diapositive
Waarom maak je weinig kans om een potje schaken te winnen van een computer?
Slide 17 - Question ouverte
Hoe komt het dat je meer leert?
A
miljarden cellen
B
je hersenen leggen verbindingen met hersencellen
C
hersencellen
D
hersencellen maken verbindingen met je zenuwen
Slide 18 - Quiz
Wat kan een schakelaar?
A
draaien
B
alleen aan
C
alleen uit
D
alleen aan en uit
Slide 19 - Quiz
Een computer kent alleen maar 0 en 1 waar staat deze 0 en 1 voor?
A
0 aan en 1 uit
B
0 uit en 1 aan
Slide 20 - Quiz
Wat is een beslisschema?
A
schema die de gevolgen berekent
B
een schema die alleen alle keuzes laat zien
C
een schema die alle beslissingen voor jou maakt
D
een schema die gelijk al voor jou beslist
Slide 21 - Quiz
Waar of niet waar? Elektriciteit stroomt alleen als de elektronen rond kunnen gaan?
A
niet waar
B
waar
Slide 22 - Quiz
Elektronen zijn positief geladen deeltjes?
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Een sensor is een apparaatje wat kan horen, voelen, ruiken of zien?