6. Bewegingsstelsel, les 2

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
anatomieBeroepsopleidingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 3 - Diapositive

Vandaag gaan we het hebben over de spieren en in het 2e gedeelte van de les over de spieren in combinatie met de botten. 
Door botten, spieren en gewrichten kunnen we in verschillende richtingen bewegen. Deze bewegingen hebben medische termen. De volgende slides gaan daarover.
Extensie
Flexie
Retroflexie
Abductie

Slide 4 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Enkel
Knie en elleboog
Heup en schouder
Pols
Plantairflexie
Dorsaalflexie
Flexie
Extensie
Anteflexie
Retroflexie
Abductie
Adductie
Palmairflexie

Slide 5 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Skeletspieren zorgen voor beweging en bescherming. Ze kunnen langere tijd aangespannen worden, bv je rugspieren, om je houding vol te kunnen houden.

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 11 - Diapositive

De skeletspieren kunnen niet zomaar samentrekken. Eerst gaat er een signaal vanuit de hersenen naar de spier. Dit signaal loopt via zenuwbanen. Alle spieren zijn via zenuwen met de hersenen verbonden. De hersenen bepalen of je spier aanspant of ontspant. Daarnaast heeft je spier brandstof nodig: glucose, een suiker die je lichaam als brandstof gebruikt en door het bloed naar de spier wordt vervoerd. De glucose die de spier niet gebruikt, wordt opgeslagen in de spier. Zo’n voorraad glucose heet glycogeen.

Slide 12 - Diapositive

Een spier kan alleen verkorten. De botdelen van het gewricht bewegen dan naar elkaar toe. Dit kan alleen als de spier die tegengesteld werkt zich ontspant. Een spier wordt alleen langer door te ontspannen, terwijl tegelijkertijd een tegengesteld werkende spier verkort. De ontspannen spier wordt dan weer in model getrokken. 
Je hebt ook spieren die ongeveer dezelfde beweging maken. Deze samenwerkende spieren versterken elkaars werking en noem je synergisten. Een voorbeeld hiervan zijn de spieren aan de achterkant van het bovenbeen. Al deze spieren zorgen voor het buigen van de knie.
Zelfs een ontspannen spier heeft een beetje spanning. Dit heet rustspanning (tonus). De rustspanning ontstaat door prikkeling van de spiervezels. 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem 2 redenen voor fontanellen bij een baby

Slide 14 - Question ouverte

Fontanellen hebben twee belangrijke functies. De eerste functie treedt op bij de geboorte. Het hoofd van de baby moet door het geboortekanaal. Daarvoor moet de schedel iets kleiner worden. Zo kan het hoofd van de baby makkelijker door het geboortekanaal. De fontanellen zorgen hiervoor. De tweede functie treedt op bij de groei van de hersenen na de geboorte. Door de fontanellen kan de schedel meegroeien met de hersenen. De schedelbotten groeien pas aan elkaar vast als een baby tussen de twaalf en achttien maanden is.

Slide 15 - Vidéo

Het bottenlied....

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 17 - Diapositive

De belangrijkste rugspier is de rugstrekker (musculus erector spinae). Deze spier loopt vanaf het heiligbeen tot aan het achterhoofd. Het is de diepst gelegen rugspier. De rugstrekker bestaat uit veel kleine en grote spierbundels. Deze bundels zitten vastgehecht aan de wervels, de ribben en het achterhoofd. Hierdoor is de rugstrekker bij veel verschillende bewegingen betrokken. De spier zorgt er vooral voor dat je je rug kunt rechten en draaien, maar ook dat je je hoofd rechtop kunt houden.

Slide 18 - Diapositive

De eerste nekwervel draagt het gewicht van de schedel en heet daarom atlas (drager). Atlas was een Griekse god die het heelal op zijn schouders droeg.

Slide 19 - Diapositive

Er zijn twaalf borstwervels (thoracale wervels). De borstwervels zijn verbonden met de ribben. Aan de achterkant van het wervellichaam zitten aan beide kanten twee gewrichtsvlakken voor de ribben. Ook de dwarsuitsteeksels hebben gewrichtsvlakken voor de ribben. Deze gewrichtsvlakken zorgen ervoor dat de ribben een klein beetje kunnen bewegen. Dat is nodig om in en uit te kunnen ademen.

Slide 20 - Diapositive

Het middenrif en de tussenribspieren zijn ademhalingspieren. Het middenrif (diafragma) is de belangrijkste spier. Door de spier aan te spannen (bij inademing) gaat het middenrif naar beneden en wordt de borstholte vergroot. De tussenribspieren (musculi intercostales) lopen van de onderkant van de ene rib naar de bovenkant van de volgende rib. Er zijn twee soorten tussenribspieren, de buitenste en de binnenste. De buitenste tussenribspieren tillen de ribben omhoog en helpen hierdoor met de inademing. De binnenste tussenribspieren trekken de ribben weer naar beneden. Ze helpen mee met een krachtige uitademing.

Slide 21 - Diapositive

De buikwand bestaat uit drie soorten spieren, de rechte buikspier (musculus rectus abdominis), dwarse buikspier
(musculus transversus abdominis) en schuine buikspier (musculi obliquus abdomini).

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
schoudertop
schouderkom
opperarmbeen
ellenboog
ellenpijp
spaakbeen
pols
handwortelbeentjes
middenhandsbeentjes
vingerkootjes

Slide 22 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 23 - Diapositive

Spieren in onderarm zorgen dat hand kan draaien

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 25 - Diapositive

Het heiligbeen (os sacrum) bestaat uit vijf aan elkaar vergroeide wervels (sacrale wervels). Het is een driehoekig en licht gebogen bot aan de onderkant van de wervelkolom. Het heiligbeen is verbonden met het bekken door twee gewrichtjes en sterke gewrichtsbanden. Het wervelkanaal eindigt in het heiligbeen.
Het staartbeen of stuitje (os coccygis) bestaat uit drie tot vijf kleine en vergroeide wervels. De wervels hebben een ronde vorm en uitsteeksels zijn niet zichtbaar. De staartbeenwervels zijn bij mensen niet goed ontwikkeld. Dieren met een staart (vandaar de naam staartbeen) hebben wél goed ontwikkelde staartbeenwervels.

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
heupkop
hals heup
dijbeen
knieschijf
knie
scheenbeen
kuitbeen
enkel
voetwortelbeentjes
middenvoetsbeentjes
teenkootjes

Slide 27 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions