Microbiologie 2 Quizvragen 1.1 tm 1/6 Bacteriën, schimmels en gisten

Microbiologie 2 Quizvragen 1.1 tm 1/6
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
ParaveterinairMBOStudiejaar 3

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 90 min

Éléments de cette leçon

Microbiologie 2 Quizvragen 1.1 tm 1/6

Slide 1 - Diapositive

Wat zijn micro-organismen?
A
Levende wezens die zo klein zijn dat ze niet/nauwelijks met het blote oog te zien zijn
B
Dode wezens die zo klein zijn dat ze niet/nauwelijks met het blote oog te zien zijn
C
Levende organismen die je met het blote oog kan zien
D
Dode organismen die je met het blote oog kan zien

Slide 2 - Quiz

Welk micro-organisme is nuttig voor de gastheer?
A
Apathogeen
B
Symbionten
C
Pathogeen
D
Voorwaardelijk pathogeen

Slide 3 - Quiz

Wat zijn voorbeelden van directe besmetting?
A
Niesziekte en verspreiding via kleding
B
Niesziekte en verkoudheid krijgen van een dier dat hoest/niest
C
Verkoudheid en gebruik van borstels van een besmet dier
D
Verkoudheid en verspreiding via kleding

Slide 4 - Quiz

Wat betekent het begrip virulentie? Dit geeft aan...
A
of een micro-organisme ziekteverwekkend is
B
Hoe onschadelijk een micro-organisme is voor zijn gastheer
C
hoe snel het virus zich verspreidt
D
hoe schadelijk een micro-organisme is voor zijn gastheer

Slide 5 - Quiz

Wat is geen signaal voor een snelle groei van micro-organismen?
A
Bederf
B
Kleurafwijking
C
Ontwikkeling van geur- en smaakstoffen
D
Verhoogde temperatuur

Slide 6 - Quiz

Wat betekent de groei van micro-organismen?
A
Het groter worden van micro-organismen
B
Het stijgen in aantal van micro-organismen
C
Het ouder worden van micro-organismen
D
Het pathogeen worden van micro-organismen

Slide 7 - Quiz

Hoe delen micro-organismen zich?
A
Door het maken van sporen
B
Door middel van meiose
C
Door middel van mitose
D
Ze delen niet, maar groeien alleen

Slide 8 - Quiz

Wat heeft een aerobe bacterie nodig om te leven?
A
Vrije zuurstof
B
Geen zuurstof
C
Leeft zowel met aanwezigheid als afwezigheid van zuurstof
D
Voedingsbodem van aarde

Slide 9 - Quiz

Wat zijn endotoxinen?
A
Gifstoffen die vrijkomen bij het sterven van een micro-organismen
B
Gifstoffen die de micro-organismen uitscheiden
C
Gifstoffen die een sterke geur hebben
D
Gifstoffen die apathogeen zijn

Slide 10 - Quiz

Wat is een antibiogram?
A
Een bijsluiter van een antibioticum
B
Een kweekplaatje om te zien wat voor bacterie het is
C
Een kweekplaatje om te zien welk antibioticum werkt voor de bacterie
D
Een diagram van de zuurtegraad van een micro-organisme

Slide 11 - Quiz

Bij welke zuurtegraad groeien de meeste micro-organismen het best?
A
Neutrale zuurtegraad
B
Hoge zuurtegraad
C
Lage zuurtegraad
D
Geen zuurtegraad

Slide 12 - Quiz

Wat is een optimum groeitemperatuur?
A
Temperatuur waarbij micro-organismen het minst groeien
B
Temperatuur waarbij een micro-organisme doodgaat
C
Temperatuur waarbij een micro-organisme het best kan groeien
D
Minimum temperatuur voor een micro-organisme om in leven te blijven

Slide 13 - Quiz

Wat zijn exotoxinen?
A
Gifstoffen die vrijkomen als de bacterie sterft
B
Gifstoffen die de bacterie uitscheidt
C
Stoffen die zorgen voor het voortbewegen van een bacterie
D
Stoffen die zorgen voor grip en communicatie met andere bacteriën

Slide 14 - Quiz

Wat is een kenmerk van Salmonella spp.?
A
Bolvormig uiterlijk
B
Gram-positief
C
Is geen zoönose
D
Leeft aeroob

Slide 15 - Quiz

Welke diersoort is gevoelig voor Salmonella spp?
A
Kat
B
Konijn
C
Vogel
D
Alle bovenstaande

Slide 16 - Quiz

Clostridium tetani kan voorkomen bij
A
Mensen
B
Honden
C
Cavia's
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn correct

Slide 17 - Quiz

Door welke bacterie wordt de ziekte van Lyme veroorzaakt?
A
Leptospiren
B
Clostridium botulinum
C
Borrelia
D
Clostridium tetani

Slide 18 - Quiz

Welke bacteriële ziekte
kan dit beeld geven?
A
Leptospirose
B
Salmonella
C
Botulisme
D
Tetanus

Slide 19 - Quiz

Welke diersoorten zijn het meest vatbaar voor botulisme?
A
Honden en katten
B
Watervogels en vissen
C
Ratten en muizen
D
Reptielen en amfibieën

Slide 20 - Quiz

Hoe wordt leptospirose overgedragen?
A
Verspreiding via urine en beschadigingen van in de huid
B
Alleen via ratten(urine)
C
Van hond op hond en door ratten
D
Alle bovenstaande antwoorden

Slide 21 - Quiz

Wat is de betekenis van mycelia?
A
Sporen
B
Schimmeldraden
C
Chronische neusontsteking
D
Gastheer

Slide 22 - Quiz

Een dier kan last krijgen van schimmels via
A
de huid
B
de luchtwegen
C
toxinen
D
alle bovenstaande antwoorden

Slide 23 - Quiz

Een voorwaardelijk pathogene schimmel is een schimmel die..
A
goed is voor de drager
B
niet schadelijk is
C
t.g.v een andere ziekte ziekteverwekkend kan worden
D
t.g.v. een andere ziekte gunstig kan worden

Slide 24 - Quiz

Hoe zien schimmels eruit?
A
Eencellig met kern
B
Eencellig zonder kern
C
Een-of meercellig met kern
D
Meercellig met kern

Slide 25 - Quiz

Wat zijn schimmelsporen?
A
Afgesplitste en ingepakte schimmeldelen die heel lang overleven
B
Het spoor wat een schimmel achterlaat na behandeling
C
De gifstoffen van een schimmel
D
De ziekmakende deeltjes van een schimmel

Slide 26 - Quiz

Hoe vermeerderen gisten zich?
A
Meiose
B
Spoorvorming
C
Knopvorming
D
Mitose

Slide 27 - Quiz

Wat kan het gevolg zijn van een overmaat aan gisten?
A
Artrose
B
Hersenvliesontsteking
C
Huidklachten en oorontstekingen
D
Botvliesontstekingen

Slide 28 - Quiz

Wat kan het gevolg zijn van een overmaat aan gisten in het maagdarmkanaal?
A
Diarreeklachten
B
Obstipatie
C
Darmgassen
D
Overmatig maagzuur

Slide 29 - Quiz

Hoe zien gisten eruit onder de microscoop na kleuring?
A
Roze olifanten
B
Oranje rondjes
C
Blauwe spiraaltjes
D
Paarse barbapapa's

Slide 30 - Quiz