H4-3 Klas 2KTL: Geluid hoge en lage tonen

H4-3 Hoge en lage tonen
1 / 42
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute VK

Cette leçon contient 42 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

H4-3 Hoge en lage tonen

Slide 1 - Diapositive

Wat ga je vandaag leren?
  • Wat toonhoogte inhoudt
  • Hoe de toonhoogte verandert kan worden
  • Wat frequentie inhoudt
  • Het verband tussen frequentie en toonhoogte
  • Wat een oscilliscoop is en wat je hier mee kunt doen
  • Wat het frequentiebereik van onze oren is

Slide 2 - Diapositive

Weet je?

Een toonhoogte bij een snaarinstrument heeft te maken met:

  • De dikte van de snaar
  • De lengte van de snaar
  • De spanning van de snaar


Slide 3 - Diapositive

Wat heeft geen invloed op de toonhoogte van een trillende snaar?
A
De lengte van de snaar
B
De dikte van de snaar
C
De spanning van de snaar
D
De kleur van de snaar

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Vidéo

Frequentie wat was dat ook al weer?
Het aantal trillingen per seconde

  • Het aantal trillinger per seconde wordt Hertz genoemd (Hz)
  • Hoe hoger de frequentie, hoe hoger de toon, dus:
  • hoe meer trillingen in een seconde hoe hoger de toon

Slide 6 - Diapositive

Als de frequentie omlaag gaat gaat de toonhoogte...
A
Omhoog
B
Omlaag
C
Verandert niet

Slide 7 - Quiz

Grootheden en eenheden bij uitrekenen frequentie




grootheid        symbool                eenheid                    symbool
frequentie               f                           Hertz                             Hz 
trillingstijd              T                          seconde                         s
 



Slide 8 - Diapositive

of in korte vorm (alleen met symbolen)

Slide 9 - Diapositive

Grootheden en eenheden bij uitrekenen Trillingstijd





grootheid        symbool                eenheid                    symbool
frequentie               f                           Hertz                             Hz 
trillingstijd              T                          seconde                         s
 



Slide 10 - Diapositive

Of in korte vorm (alleen met symbolen)

Slide 11 - Diapositive

De frequentie is het aantal trillingen per minuut
A
Juist
B
Onjuist

Slide 12 - Quiz

Een snaar trilt 120 keer per minuut. Wat is de frequentie?
A
2 Hz
B
60 Hz
C
120 Hz
D
4 Hz

Slide 13 - Quiz

De oscilloscoop
Een oscilloscoop kan geluidstrillingen omzetten in een elektrisch signaal

Met de oscilloscoop kun je geluid "zichtbaar" maken

Slide 14 - Diapositive

Een oscilloscoop...
A
Kan geluid omzetten in een elektrisch signaal
B
Kan een elektrisch signaal omzetten in geluid
C
Werkt als een microfoon

Slide 15 - Quiz

Wat is de eenheid waarin de frequentie wordt gemeten?
A
Frq
B
Hr
C
Hz
D
Fq

Slide 16 - Quiz

Hoorbaar geluid
  • Een mens kan maar een bepaald geluidsgebied horen

  • Ligt tussen de 20Hz en 20.000 Hz

  • Dit noem je het frequentiebereik

  • Verschillende dieren hebben andere frequentiebereiken

Hoe goed is jouw gehoor?

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Vidéo

Gehoorgrens
  • De hoogste toon die mensen kunnen horen is 20000Hz (20kHz)
  • Dit is de bovenste gehoorgrens
  • Gebied tussen onderste gehoorgrens en bovenste gehoorgrens heet gehoorbereik 
  • Hond heeft een hoger bereik qua gehoorgrens

Slide 19 - Diapositive

Wat is het frequentiebereik van het menselijk oor?
A
10Hz - 10.000Hz
B
0Hz - 100.000Hz
C
2Hz - 2.000Hz
D
20Hz - 20.000Hz

Slide 20 - Quiz

Een snaar maakt 15.000 trillingen per seconde, kan een mens dit geluid horen?
A
Ja
B
Nee

Slide 21 - Quiz

Kun je met geluid iets zien?
  • Dieren zoals dolfijnen en walvissen gebruiken geluid om voedsel te vangen
  • Geluid gebruiken om iets te vangen of te zien onder water gebruik maken van echo
  • Ook vissers gebruiken een apparaat met een echo om visscholen te detekteren. Dit heet een sonar 

Slide 22 - Diapositive

Hoe doen dolfijnen dat nu?

Slide 23 - Diapositive

Hoe doen vleermuizen dat nu?

Slide 24 - Diapositive

Je hoort een hogere toon als iets ....?
A
Niet trilt
B
Langzamer trilt
C
Sneller trilt
D
Traag trilt

Slide 25 - Quiz

De eenheid van de trillingstijd is?
A
s
B
dB
C
Hz
D
h

Slide 26 - Quiz

20kHz = .... Hz
A
200 Hz
B
0,2 Hz
C
2000 Hz
D
20000 Hz

Slide 27 - Quiz

Waarvoor dient de klankkast van een gitaar?
A
als versterker
B
als verzwakker
C
voor een hoge toon
D
voor een lage toon

Slide 28 - Quiz

Wat is de hoogste toon die een mens kan horen?
A
20 Hz
B
20 kHz
C
50 Hz
D
50 kHz

Slide 29 - Quiz

Kijk naar de tabel. De hoogste frequentie wordt gefabriceert door?
A
Meisje
B
Hondenfluit
C
Dolfijn
D
Vleermuis

Slide 30 - Quiz

Wat is het gehoorbereik van een mens?
A
20-20000Hz
B
15-50000Hz
C
200-200000Hz
D
150-15000Hz

Slide 31 - Quiz

Hoe noemen we geluid dat wordt teruggekaatst?
A
Sonar
B
Trillingen
C
Echo
D
Frequentie

Slide 32 - Quiz

Waar moet je aan denken als je de afstand gaat berekenen bij een sonar/ echo
A
omrekenen naar seconden
B
de afstand moet verdubbeld worden
C
de afstand moet gehalveerd worden
D
afstand = snelheid x tijd

Slide 33 - Quiz

Welke geluids trilling heeft de hoogste frequentie?
1
2
A
Frequentie is gelijk
B
Trilling 1 heeft de hoogste frequentie
C
Trilling 2 heeft de hoogste frequentie
D
Frequentie is niet af te lezen

Slide 34 - Quiz

De eenheid van frequentie is...
A
milliseconde
B
amplitude
C
hertz
D
trillingstijd

Slide 35 - Quiz


Welke van de drie tonen heeft de kleinste frequentie?
A
B
C

Slide 36 - Quiz

Frequentie van geluid =
A
Toonhoogte van geluid
B
Hardheid van geluid
C
Amplitude
D
Tijd

Slide 37 - Quiz

Wat is de grootheid?
A
dichtheid
B
frequentie
C
volume
D
vermogen

Slide 38 - Quiz

Met welke formule bereken je de frequentie?
A
frequentie=1trillingstijd
B
frequentie=trillingstijd1
C
f=T1
D
f=1T

Slide 39 - Quiz

Een oscilloscoop maakt geluid
A
Hoorbaar
B
Zichtbaar

Slide 40 - Quiz

Geluidsterkte meet je met?
A
Oscilloscoop
B
Decibelmeter
C
Toongenerator
D
Frequentiemeter

Slide 41 - Quiz

Een oscilloscoop kan verschillende tonen maken.
A
juist
B
onjuist

Slide 42 - Quiz