competenties

Competenties
1 / 14
suivant
Slide 1: Diapositive
MentorlesMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 14 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Competenties

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Lien

Op welke competentie scoor jij het hoogst?

Slide 3 - Question ouverte

Past jouw hoogst gescoorde competentie bij jouw studie/werk? Waarom wel/niet?

Slide 4 - Question ouverte

van welke competentie is dit een voorbeeld?
A
creativiteit
B
samenwerking
C
leiderschap
D
presenteren

Slide 5 - Quiz

Ontwikkelpunten

Slide 6 - Carte mentale

Waarom wil een werkgever dit weten?
Hij wil weten wie hij aanneemt. Sommige ontwikkelpunten zijn onhandig voor een bepaalde functie. Als je in de schoonmaak wilt werken terwijl je heel erg slordig bent, kan dat een reden zijn om je niet aan te nemen. 

Slide 7 - Diapositive

Hoe benoem je je zwakke punten?
Aangeven waar je minder goed in bent kan lastig zijn. 
 Wees zelfkritisch, maar kraak jezelf niet af. Spreek niet van een ‘slechte', ‘zwakke(re)' of ‘negatieve' eigenschap, maar van een 'ontwikkelpunt'.

Slide 8 - Diapositive

Wat zijn jouw ontwikkelpunten?

Slide 9 - Question ouverte

Babet weet veel over de geschiedenis van Nederland.
Welk begrip past bij dit voorbeeld?
A
houding
B
kennis
C
vaardigheid

Slide 10 - Quiz

Sven kan goed knopen leggen in een touw.
Welk begrip past bij dit voorbeeld?
A
houding
B
kennis
C
vaardigheid

Slide 11 - Quiz

Julia werkt in een drukke kledingwinkel. Ze moet hard werken. Ze houdt het overzicht en raakt niet in paniek. Wat is haar competentie?
A
besluitvaardigheid
B
klantgerichtheid
C
mensenkennis
D
stressbestendigheid

Slide 12 - Quiz

Hoe kun je erachter komen welke competenties jij bezit?
A
door op een lijst met competenties te kijken wat bij jou past
B
door een competentie-test op internet te maken
C
door feedback te vragen aan iemand die jou niet zo goed kent
D
door over je gevoelens na te denken

Slide 13 - Quiz

Onderstaand zie je voorbeelden. Welke daarvan zijn ontwikkelpunten?
A
altijd op tijd komen voor een vergadering
B
je aan je gemaakte planning houden
C
moeite hebben met taken uit handen geven
D
niet goed genoeg voorbereiden voor een presentatie

Slide 14 - Quiz