opdracht 7 en 8 wwg, ond en bijv nmw

Ik ben naar school gelopen.

Wat is het gezegde?
A
ik ben
B
ben gelopen
C
naar school
D
ik ben gelopen
1 / 20
suivant
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

Éléments de cette leçon

Ik ben naar school gelopen.

Wat is het gezegde?
A
ik ben
B
ben gelopen
C
naar school
D
ik ben gelopen

Slide 1 - Quiz

Wat is het gezegde in de zin:

Ik zou dat gedaan hebben.
A
zou hebben
B
Ik heb gedaan
C
zou gedaan
D
zou hebben gedaan

Slide 2 - Quiz

Wat is het gezegde?
Later wil ik timmerman worden.
A
Later wil ik
B
timmerman worden
C
wil worden
D
wil ik worden

Slide 3 - Quiz

Het gezegde bestaat uit
A
de persoonsvorm
B
persoonsvorm plus onderwerp
C
persoonsvorm + de werkwoorden die daarbij horen

Slide 4 - Quiz

De persoonsvorm hoort altijd bij het gezegde.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quiz

Is je fiets gestolen?
Wat is het gezegde?

Slide 6 - Question ouverte

Wat is het gezegde? Zoveel geld heeft hij niet.

Slide 7 - Question ouverte

Wat is het gezegde:
Dat had je niet moeten doen!

Slide 8 - Question ouverte

Gisteren hebben
de lenige danseressen een geweldige show gegeven.
onderwerp?
A
danseressen
B
lenige danseressen
C
een geweldige show
D
de lenige danseressen

Slide 9 - Quiz

De eerste stap bij het zetten van zinsdeelstrepen is
A
Alles voor de pv is één zinsdeel
B
Alles wat voor de pv kan staan is één zinsdeel
C
Zoek de pv

Slide 10 - Quiz

Onderwerp in een zin
Wie/wat + werkwoordelijk gezegde?
De man poetst zijn schoenen.
Wie poetst?
ond= de man

Slide 11 - Diapositive

Wij hebben gisteren erg gelachen.
werkwoordelijk gezegde?

Slide 12 - Question ouverte

Wij hebben gisteren erg gelachen.
onderwerp?
Wie hebben gelachen?

Slide 13 - Question ouverte

Tijdens de storm is de boom omgewaaid.
werkwoordelijk gezegde?

Slide 14 - Question ouverte

Tijdens de storm is de boom omgewaaid.
ond= wie/wat +ww. gez

Slide 15 - Question ouverte

In de woestijn heeft hij een hut voor zijn schaapje gemaakt.
ww.gez?

Slide 16 - Question ouverte

In de woestijn heeft hij een hut voor zijn schaapje gemaakt.
onderwerp?

Slide 17 - Question ouverte

De | groene kat | is | over straat | gelopen.
De zinsdeelstrepen staan:
A
Goed
B
Niet goed

Slide 18 - Quiz

Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Zij | heeft | kauwgom | in haar haar.
A
ja
B
nee
C
ik weet het niet

Slide 19 - Quiz

Op de deurmat had de hond een drol gelegd.
onderwerp?

Slide 20 - Question ouverte