wg, ow, lv

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo t
• Leerjaar 1

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen

- Lezen hoofdstuk 1

Goedemorgen klas 1B

Vandaag...

- stillezen

- s.o. zinsdelen bespreken

- woordsoorten herhalen

Leerdoelen:

Huiswerk

Zie weekplanner

Nog even op een rijtje...

Persoonsvorm: zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Gezegde: alle werkwoorden in de zin (dus inclusief pv)

Onderwerp: wie/ wat + gezegde?

Lijdend voorwerp: wie / wat + gezegde + onderwerp?

Meewerkend voorwerp: aan wie / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

Bijwoordelijke bepaling: geeft antwoord op vragen als waarom, wanneer,

hoe, waarheen, waar?

Ik heb de bloemen vanmorgen aan mijn buurvrouw gegeven.

Soms moet je een beetje geluk hebben bij een toets.

pv=

ow=

wg=

lv=

mv=

bwb=

Soms moet je een beetje geluk hebben bij een toets.

pv= moet

ow= je

wg= moet hebben

lv= een beetje geluk

mv= x

bwb= soms, bij een toets

Mijn opa heeft twintig jaar lang gitaarles gegeven aan de kinderen van groep 5.

pv=

ow=

wg=

lv=

mv=

bwb=

Mijn opa heeft twintig jaar lang gitaarles gegeven aan de kinderen van groep 5.

pv= heeft

ow= mijn opa

wg= heeft gegeven

lv= gitaarles

mv= aan de kinderen van groep 5

bwb= twintig jaar lang

De nieuwe buurjongen uit de straat gaf zijn zieke juf iedere dag een kaartje.

pv=

ow=

wg=

lv=

mv=

bwb=

De nieuwe buurjongen uit de straat gaf zijn zieke juf iedere dag een kaartje.

pv= gaf

ow= de nieuwe buurjongen uit de straat

wg= gaf

lv= een kaartje

mv= zijn zieke juf

bwb= iedere dag

En nu...

Ga lekker oefenen voor de s.o. van morgen:

- maak van iedere paragraaf nog eens een oefentoets

- heb je de mixopdrachten van §9 nog niet af? Maak deze af!

- oefen ook nog eens extra op www.cambiumned.nl/zinsdelen

Let op: leer de theorie ook goed!

Nieuwsquiz

Hoe vind je
de pv in een
zin?

Wat is een persoonsvorm altijd?

1. Lidwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. werkwoord

Wat is de persoonsvorm:
Vandaag moet ik naar de tandarts.

Wat zijn alle werkwoorden in de volgende zin?

Pedro heeft gisteren heerlijk geschaatst.

1. heeft heerlijk geschaatst
2. heeft
3. heeft geschaatst
4. geschaatst

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. Alle werkwoorden in de zin
2. Vragend maken, hij komt vooraan.
3. Wie of wat + gezegde + onderwerp?
4. Wie of wat + persoonsvorm?

Ik ben naar school gelopen.

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

1. ik ben
2. ben gelopen
3. naar school
4. ik ben gelopen

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

Ik zou dat gedaan hebben.

1. zou hebben
2. Ik heb gedaan
3. zou gedaan
4. zou hebben gedaan

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
Later wil ik timmerman worden.

1. Later wil ik
2. timmerman worden
3. wil worden
4. wil ik worden

het werkwoordelijk gezegde bestaat uit

1. de persoonsvorm
2. persoonsvorm plus onderwerp
3. alle werkwoorden in de zin

De persoonsvorm hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde.

1. Waar
2. Niet waar

Is je fiets gestolen?

Wat is het werkwoordelijk gezegde?

Wat is het werkwoordelijk gezegde? "Zoveel geld heeft hij niet."

Wat is het werkwoordelijk gezegde:
"Dat had je niet moeten doen!"

Gisteren hebben
de lenige danseressen een geweldige show gegeven.
onderwerp?

1. danseressen
2. lenige danseressen
3. een geweldige show
4. de lenige danseressen

De eerste stap bij het zetten van zinsdeelstrepen is

1. Alles voor de pv is één zinsdeel
2. Alles wat voor de pv kan staan is één zinsdeel
3. Zoek de pv

Goedemorgen klas 2C

Vandaag...

- stillezen

- Lezen hoofdstuk 1

Goedemorgen klas 1B

Vandaag...

- Herhalen: ww+pv

- Nieuw: ow + wg

Leerdoelen:

- Ik kan de pv, het ow en wg in een zin vinden.

Huiswerk

VRIJDAG LEESBOEK MEENEMEN!

Onderwerp in een zin

Wie/wat + werkwoordelijk gezegde?

De man poetst zijn schoenen.

Wie poetst?

ond= de man

Wij hebben gisteren erg gelachen.
werkwoordelijk gezegde?

Wij hebben gisteren erg gelachen.
onderwerp?
Wie hebben gelachen?

Tijdens de storm is de boom omgewaaid.
werkwoordelijk gezegde?

Tijdens de storm is de boom omgewaaid.
ond= wie/wat +ww. gez

In de woestijn heeft hij een hut voor zijn schaapje gemaakt.
ww.gez?

In de woestijn heeft hij een hut voor zijn schaapje gemaakt.
onderwerp?

De | groene kat | is | over straat | gelopen.
De zinsdeelstrepen staan:

1. Goed
2. Niet goed

Zijn de zinsdeelstrepen juist verdeeld?
Zij | heeft | kauwgom | in haar haar.

1. ja
2. nee
3. ik weet het niet

Op de deurmat had de hond een drol gelegd.
onderwerp?

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv =

wg =

ow =

Welke zinsdeel is er over? 

Mijn moeder heeft een taart gebakken

pv = heeft

wg = heeft gebakken

ow ( wie + pv/wg?)= mijn moeder

over  = een taart, je krijgt het antwoord "een taart" als je de vraag "wat + pv + ow" stelt.

lijdend voorwerp

wie/wat + gezegde + onderwerp?
Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp.

Voorbeeld:

Hij maakt zijn huiswerk.
    Wat maakt hij?
    antwoord: zijn huiswerk
    zijn huiswerk is lijdend voorwerp

Voorbeeld:

Ze waarschuwden hem niet op tijd.
    Wie waarschuwden ze?
    antwoord: hem
    hem is lijdend voorwerp

Even oefenen

De jongens gooiden sneeuwballen

Pv=?

1. de jongens
2. gooiden
3. sneeuwballen

De jongens gooiden sneeuwballen

lv=?

1. de jongens
2. gooiden
3. sneeuwballen

De mees kon een nestje bouwen in het nieuwe vogelhuisje.
Lv=?

Hij vond zijn ontbijt tenslotte in de koelkast.
Lv=?

Nog even op een rijtje...

Persoonsvorm: zet de zin in een andere tijd. Het werkwoord dat verandert, is de persoonsvorm.

Gezegde: alle werkwoorden in de zin (dus inclusief pv)

Onderwerp: wie/ wat + gezegde?

Lijdend voorwerp: wie / wat + gezegde + onderwerp?

Meewerkend voorwerp: aan wie / voor wie + gezegde + onderwerp + lijdend voorwerp?

TL

Maken van cursus 5

§ 4 - onderwerp

§ 6 - werkwoordelijk gezegde

Havo

Maken van cursus 5

§4 - onderwerp

§ 8 - lijdend voorwerp