Ontleden: persoonsvorm, gezegde, onderwerp
Wat is de persoonsvorm?
Wordt het meisje morgen al elf jaar?
Wordt het meisje morgen al elf jaar?
A
Wordt
B
het meisje
C
morgen
D
al elf jaar?
1 / 10
La durée de la leçon est: 30 minÉléments de cette leçon
Wat is de persoonsvorm?
Wordt het meisje morgen al elf jaar?
Wordt het meisje morgen al elf jaar?
A
Wordt
B
het meisje
C
morgen
D
al elf jaar?
Slide 1 - Quiz
Wat is het gezegde?
Wordt het meisje morgen al elf jaar?
Wordt het meisje morgen al elf jaar?
A
Wordt
B
het meisje
C
morgen
D
al elf jaar?
Slide 2 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Ik rijd elke week naar de supermarkt.
Ik rijd elke week naar de supermarkt.
A
ik
B
rijd
C
elke week
D
naar de supermarkt
Slide 3 - Quiz
Wat is het gezegde?
Ik rijd elke week naar de supermarkt.
Ik rijd elke week naar de supermarkt.
A
ik
B
rijd
C
elke week
D
naar de supermarkt
Slide 4 - Quiz
Wat is de persoonsvorm?
Vanuit de boomhut zag de jongen zijn vriend aankomen.
Vanuit de boomhut zag de jongen zijn vriend aankomen.
A
vanuit de boomhut
B
zag
C
de jongen
D
zag, aankomen
Slide 5 - Quiz
Wat is het gezegde?
Vanuit de boomhut zag de jongen zijn vriend aankomen.
Vanuit de boomhut zag de jongen zijn vriend aankomen.
A
vanuit de boomhut
B
zag
C
de jongen
D
zag, aankomen
Slide 6 - Quiz
Wat is het gezegde?:
Ik maak de LessonUp tijdens de kerstvakantie.
Ik maak de LessonUp tijdens de kerstvakantie.
A
Ik
B
maak
C
de LessonUp
D
de kerstvakantie
Slide 7 - Quiz
Wat is het onderwerp?:
Ik maak de LessonUp tijdens de kerstvakantie.
Ik maak de LessonUp tijdens de kerstvakantie.
A
Ik
B
maak
C
de LessonUp
D
de kerstvakantie
Slide 8 - Quiz
Wat is het onderwerp?:
Vanuit de boomhut zag de jongen zijn vriend aankomen.
Vanuit de boomhut zag de jongen zijn vriend aankomen.
A
Vanuit de boomhut
B
de jongen
C
zijn vriend
D
zag
Slide 9 - Quiz
Wat is het onderwerp?:
Wordt dat meisje morgen al elf jaar?
Wordt dat meisje morgen al elf jaar?
A
Wordt
B
dat meisje
C
morgen
D
al elf jaar?
