Beter Lezen - Sinterklaas

1 / 37
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Middelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 37 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Vandaag:
Lezen
* Samen tekst lezen over Sinterklaas
* Nieuwe woorden leren over het feest van Sinterklaas
* Oefeningen maken over de tekst over Sinterklaas

Slide 2 - Diapositive

Les-doelen:
=> Leren over het feest van Sinterklaas in Nederland
=> Nieuwe woorden leren
=> Oefenen met vragen maken over een tekst

Slide 3 - Diapositive

Sinterklaas-feest

Slide 4 - Carte mentale

Woorden over Sinterklaasfeest:

feest, het
cadeu, het
snoep, het
Spanje
jarig
boot/schip, de/het
paard, het
dak, het
kinderen, de
zingen
zak, de
geheim, het
wit
schoen, de
kloppen
schrikken
staf, de
zetten
rood
donker
boek, het
dik
oud
kachel, de
baard, de
vroeger

Slide 5 - Diapositive

Sinterklaas komt met een schip naar Nederland.
Sinterklaas rijdt 's nachts op het dak.
Piet draagt een zak met cadeutjes en snoep.

Slide 6 - Question de remorquage

Wanneer is het Sinterklaasfeest?
A
Op 5 december.
B
Op 25 december.
C
Op 31 december.

Slide 7 - Quiz

Waar woont Sinterklaas?
A
In Nederland.
B
In Spanje.
C
Op een schip.

Slide 8 - Quiz

Wie draagt de zak met kadootjes?
A
Zwarte Piet.
B
Sinterklaas.
C
De kinderen.

Slide 9 - Quiz

Wie rijdt op een wit paard?
A
Zwarte Piet.
B
Sinterklaas.
C
De kinderen.

Slide 10 - Quiz

Sinterklaas komt op school. Wat doen de kinderen?
A
Ze zitten op het dak.
B
Ze rijden op een paard.
C
Ze zingen voor Sinterklaas.

Slide 11 - Quiz

Wat is goed?
A
We dansen op het feest.
B
We huilen op het feest.

Slide 12 - Quiz

Wat is goed?
A
Zij eet snoep.
B
Het snoep loopt op straat.

Slide 13 - Quiz

Wat is goed?
A
Hij is jarig. Hij belt de dokter.
B
Hij is jarig. Hij krijgt een kadootje.

Slide 14 - Quiz

Wat is goed?
A
Het schip ligt op de tafel.
B
Het schip ligt in het water.

Slide 15 - Quiz

Wat is goed?
A
Hij doet de boom in de zak.
B
Hij doet de appels in de zak.

Slide 16 - Quiz

Wat is goed?
A
Op de fiets is een dak.
B
Op het huis is een dak.

Slide 17 - Quiz

Kies de zin bij het plaatje:
A
Sinterklaas komt met een schip naar Nederland.
B
Sinterklaas rijdt op een wit paard.
C
Sinterklaas komt ook op school.

Slide 18 - Quiz

Kies de zin bij het plaatje:
A
Sinterklaas rijdt 's nachts op het dak.
B
Zwarte Piet is ook op het dak.
C
De kinderen zingen voor Sinterklaas.

Slide 19 - Quiz

Kies de zin bij het plaatje:
A
De kinderen zetten een schoen bij de kachel.
B
Piet doet door de schoorsteen snoep in de schoen.
C
Piet draagt een zak met kadootjes en snoep.

Slide 20 - Quiz

Waar of niet waar?
1. Op 5 december is het feest.
A
waar
B
niet waar

Slide 21 - Quiz

Waar of niet waar?
2. Sinterklaas is een jonge man.
A
waar
B
niet waar

Slide 22 - Quiz

Waar of niet waar?
3. Piet doet snoep in de sok.
A
waar
B
niet waar

Slide 23 - Quiz

Waar of niet waar?
4. Sinterklaas komt op school.
A
waar
B
niet waar

Slide 24 - Quiz

Waar of niet waar?
5. Sinterklaas zingt voor de kinderen.
A
waar
B
niet waar

Slide 25 - Quiz

Wanneer is het Sinterklaasfeest?

Slide 26 - Question ouverte

Wie rijdt er op een wit paard?

Slide 27 - Question ouverte

Wat zit er in de zak van Zwarte Piet?

Slide 28 - Question ouverte

Hoe komt Sinterklaas naar Nederland?

Slide 29 - Question ouverte

Wat is goed?
A
Zij vertellen over de vakantie.
B
Zij vertellen met de bus naar school.

Slide 30 - Quiz

Wat is goed?
A
Hij draagt op het feest een mooi pak.
B
Hij draagt in bed een mooi pak.

Slide 31 - Quiz

Wat is goed?
A
Zijn kind is jarig. Hij koopt een kadootje.
B
Zijn kind is jarig. Hij belt de dokter.

Slide 32 - Quiz

Wat is goed?
A
Het schip ligt op de tafel.
B
Het schip ligt in het water.

Slide 33 - Quiz

Wat is goed?
A
Op de fiets is een dak.
B
Op het huis is een dak.

Slide 34 - Quiz

Wat is goed?
A
Hij doet de boom in de zak.
B
Hij doet de appels in de zak.

Slide 35 - Quiz

Wat is goed?
A
Het is koud. We doen de kachel aan.
B
Het is warm. We doen de kachel aan.

Slide 36 - Quiz

Wat is goed?
A
Zij vindt snoep lekker.
B
Zij eet een bord snoep.

Slide 37 - Quiz

Plus de leçons comme celle-ci