1 BK 1.7 Grammatica deel 1

1 Basis  1.7 Grammatica deel 1
1 / 19
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

Cette leçon contient 19 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

1 Basis  1.7 Grammatica deel 1

Slide 1 - Diapositive

Doelen van deze les
Je kunt een samenstelling herkennen, maken en uit elkaar halen
Je opdrachten van de vorige paragraaf zijn nagekeken
Je maakt kennis met de persoonsvorm
Je oefent met het vinden van de persoonsvorm
We lezen een stuk uit Homme en het noodgeval
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord

Slide 2 - Diapositive

Een samenstelling
A
is een woord gemaakt van meerdere losse woorden
B
zijn losse woorden, die eerst aan elkaar vast zaten
C
is een gezin dat bestaat uit ouders met kinderen uit een eerdere relatie
D
leer je bij wiskunde

Slide 3 - Quiz

Bij een samenstelling
A
komen er nooit extra letters bij
B
gaan er nooit letters af
C
schrijf je altijd een streepje (koppelteken) tussen de onderdelen
D
kunnen er letters bijkomen of afgaan

Slide 4 - Quiz

Welke hoort er niet bij?
A
boekentas
B
aardappeltje
C
appeltaart
D
zonnestraal

Slide 5 - Quiz

bedenk zelf een samenstelling

Slide 6 - Question ouverte

Kijk na en vul aan
timer
10:00

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Zinsdelen
Zinnen kun je verdelen in zinsdelen. Een zinsdeel bestaat uit één woord, of een paar woorden die bij elkaar horen. Een voorbeeld van een zinsdeel is de persoonsvorm of het onderwerp. Elk zinsdeel zet je tussen zinsdeelstrepen.

|Ik | lees | dit boek.|
Deze zin bestaat uit drie zinsdelen.

Slide 9 - Diapositive

Persoonsvorm
De persoonsvorm (pv) is een belangrijk zinsdeel. 
In elke zin staat een pv.
De pv is altijd een werkwoord (doe-woord) en bestaat meestal uit één woord.
Je vindt de pv door de tijd van een zin te veranderen.
Hoe loop jij naar school? -> Hoe liep jij naar school?
Het woord dat moet veranderen, is de pv. In het voorbeeld is de pv dus: loop.


Slide 10 - Diapositive

welk woord is het werkwoord?
A
zwemles
B
werkdag
C
zitten
D
sportclub

Slide 11 - Quiz

wat is géén werkwoord
A
slapen
B
gapen
C
roken
D
bedden

Slide 12 - Quiz

Geef een voorbeeld van een werkwoord

Slide 13 - Question ouverte

Maak opdracht 1,2,3,4,5  


Boek p.49-50-51



Lukt het niet op school? Maak het dan thuis af!

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Doelen van deze les
Je kunt een samenstelling herkennen, maken en uit elkaar halen
Je opdrachten van de vorige paragraaf zijn nagekeken
Je maakt kennis met de persoonsvorm
Je oefent met het vinden van de persoonsvorm
We lezen een stuk uit Homme en het noodgeval
Al jouw vragen zijn gesteld en beantwoord

Slide 17 - Diapositive

Aan de slag!


Boek p.49/50: opdracht 2 maken
Boek p.50/51: opdracht 3 maken
Boek p.51: opdracht 4 + 5 maken

Klaar? Pak je leesboek!

Slide 18 - Diapositive

goed                            gedaan!

Slide 19 - Diapositive