Respect voor autonomie

Waar denk je aan bij autonomie?g
1 / 13
suivant
Slide 1: Carte mentale
BeroepsgerichtMBOStudiejaar 4

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactif et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Waar denk je aan bij autonomie?g

Slide 1 - Carte mentale

Cet élément n'a pas d'instructions

Autonomie
Het recht om zelf te bepalen wat je doet.

Slide 2 - Diapositive

Wat vind je zelf belangrijk dat je zelf doet?
Waar liggen de behoeftes van het kind?
Volgen in:
tempo
interesses
talent 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe geef je respect voor autonomie?
  1. baas over eigen lichaam
  2. zelf laten doen
  3. ruimte geven om te ontdekken
  4. keuzes geven
  5. eigen ideeën en initiatieven versterken
  6. echt helpen
  7. laten meepraten en meebeslissen
  8.   ruimte geven voor vrij spel

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Baas over eigen lichaam
Een kind op schoot trekken om te knuffelen terwijl hij zelf dat eigenlijk niet wil.
Doorgaan met knuffelen of kietelen terwijl het kind al weg probeert te komen.
Een baby of peuter (van achteren) onverwacht optillen om hem te gaan verschonen.
Een neus afvegen zonder aankondigen.
Verlangen van een kind dat hij een ander kind een knuffel geeft om een ruzie bij te leggen terwijl hij nog boos is.

Slide 5 - Diapositive

Toestemming
Baas over eigen lichaam
De hand van een kind vastpakken bij een knutselactiviteit om hem iets te laten ervaren of doen (vinger in verf stoppen, propjes op de goede plek plakken).
Te lang aandringen met een fles terwijl het kind zijn gezicht wegdraait.
Eten in de mond doen bij een kind om hem te stimuleren iets te proeven of om nog meer te eten.
Een driftig kind oppakken en op een nadenkstoel zetten.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ruimte geven om te ontdekken
een uitdagende inrichting van de ruimte;
samenspel met andere kinderen;
ontdekkingskansen te geven in activiteiten;
open spelmaterialen aan te bieden 
open en onderzoekende vragen te stellen;
en (bij jonge kinderen) door:
veilig in de buurt te zijn;
belangstellend aanwezig te zijn.

Slide 7 - Diapositive

‘Het is van wezenlijk belang dat het kind zo veel mogelijk dingen zelf ontdekt. Als wij hem helpen bij het oplossen van elk(e) taak of probleem, beroven we hem juist van datgene wat voor zijn geestelijke ontwikkeling het belangrijkste is. Een kind dat iets bereikt door zelfstandig te experimenteren, ontwikkelt een heel ander soort weten dan een kind dat kant-en-klare oplossingen krijgt aangeboden’
Ideeën versterken
Door de ideeën te benoemen (‘Ik zie dat je …’).
Door op de ideeën in te gaan (‘Hoe had je dat bedacht?’).
Door aandacht te vragen voor de ideeën bij andere kinderen (‘Zeg jongens, Aicha stelt voor om …’).
Door de ideeën over te nemen (‘Dan kunnen we straks doen wat Aicha daarnet voorstelde …’).
Door de ideeën uit te voeren (‘Aicha, vertel maar, wat moeten we doen?’).

Slide 8 - Diapositive

Kinderen hebben veel eigen ideeën en initiatieven om iets te doen. Deze ideeën en initiatieven laten zien hoe kinderen denken, ze laten hun eigenheid zien. Door in te gaan op hun initiatieven laat een pm’er kinderen eigenlijk voelen dat ze de moeite waard zijn, dat ze gezien en gehoord zijn en dat hun ideeën gewaardeerd worden.
Echt helpen
Door te waarderen wat het kind al heeft gedaan, ook al lukt het nog niet helemaal. (‘Wat goed, je hebt al geprobeerd om je schoen aan te doen.’)
Wacht tot een kind om hulp vraagt of wacht tot het moment dat een kind echt niet zelf verder kan.
Door vragen te stellen. Dat kan een kind weer op weg helpen. (‘Je krijgt hem niet dicht zie ik, wat nu?’)
Door de taak in kleine stukjes te hakken zodat het overzichtelijk en duidelijk wordt wat er gedaan moet worden.

Slide 9 - Diapositive

Als je helpt als het niet nodig is, ontneem je een kind de mogelijkheid iets te leren. Echt helpen betekent dat je alleen helpt als het nodig is en in de mate waarin het nodig is, op zo’n manier dat het kind het gevoel heeft dat het het uiteindelijk toch zelf heeft gedaan. Dus zonder het over te nemen. Op deze manier doet het kind ‘succeservaringen’ op en zo krijgt het kind de ruimte om zelf weer door te kunnen gaan en raakt het niet gefrustreerd.
Ruimte geven voor vrij spel

Bij vrij spel komen de ideeën en de inhoud van het spel uit de kinderen zelf. Kinderen kunnen in vrij spel helemaal zelf bepalen wat ze willen doen, hoe, waar, waarmee en met wie. Het geeft kinderen de kans om te experimenteren en keuzes te maken. Daarom is vrij spel een belangrijk onderdeel van een dag. Vrij spel kun je stimuleren door verschillende hoekjes te maken met uitdagende materialen.
Vrij spel is het spel van het kind zelf, dat betekent dat kinderen zelf bepalen wat en hoe ze spelen. Dat kan alleen zijn of met andere kinderen. In het vrij spel ligt een schat aan ervaringen:
Het ervaren van eigenheid in het spel: zelfstandigheid en inbreng van eigen ideeën.
Ontdekken hoe je kunt afstemmen op andere kinderen.
Onderzoeken en uitproberen: de vrijheid om vaardigheden op verschillende spelniveaus uit proberen 
Hoe zorgen pedagogisch medewerkers ervoor dat vrij spel kan plaatsvinden?
Door tijd en ruimte te geven voor vrij spel (in het dagprogramma opnemen).
Door materialen aan te bieden die uitdagen en inspireren en door het inrichten van verschillende hoeken.
Door kinderen veiligheid te laten ervaren: onder andere door nabijheid/afstand in te nemen die aansluit bij de behoefte van de kinderen 

Slide 10 - Diapositive

Bij vrij spel komen de ideeën en de inhoud van het spel uit de kinderen zelf. Kinderen kunnen in vrij spel helemaal zelf bepalen wat ze willen doen, hoe, waar, waarmee en met wie. Het geeft kinderen de kans om te experimenteren en keuzes te maken. Daarom is vrij spel een belangrijk onderdeel van een dag. Vrij spel kun je stimuleren door verschillende hoekjes te maken met uitdagende materiale

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

kijkopdracht 
Je ziet twee verschillende manieren waarop de maaltijd georganiseerd is op de bso.
1.
Wat mogen de kinderen allemaal zelf bepalen, besluiten, kiezen, doen? Benoem het van beide fragmenten.
2.
Welke verschillen zie je tussen de twee groepen in de autonomie die kinderen krijgen?
3.
Bij het tweede fragment: wat is het effect op de kinderen van de grote mate van autonomie?
4.
Zou jij hiervoor kiezen? Licht toe.



Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

respect voor autonomie bij kleuters en schoolkinderen

lees blz. 71 t/m 81 individueel
bespreek daarna met je groepje wat het belangrijkst is. 
Leg in 10 steekwoorden uit wat het meest belangrijk is. 

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions