Sociaal communicatieve vaardigheden

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 1

sociaal communicatieve vaardigheden

Terugblik

• doel gesprek
• voorbereiding
• open vragen
• gesloten vragen

Terugblik

Gesloten vragen

Open vragen

1 minuut 2-tallen

Zoveel mogelijk gesloten vragen verzinnen.

1 minuut 2-tallen

Zoveel mogelijk open vragen verzinnen.

Deze les

• informeel taalgebruik
  
• formeel taalgebruik
• verbale communicatie
  
• non-verbale communicatie

Doel

Herkennen en juist inzetten formeel en informeel taalgebruik en verbale en  non-verbale communicatie. 

Wat gaan we doen?

• theorie (LessonUp en boek)
• gesprek tweetallen

Informeel taalgebruik

vrienden

familie

Formeel taalgebruik

zakelijk

FS&S

Gesprekken met klanten

Gesprekken met opdrachtgever/ werkgever

Formeel of informeel?

Welke zin is formeel?

1. Hé, hallo wat kost dit toestel?
2. Kunt u mij zeggen, wat de prijs is van dit toestel?
3. Hoeveel doekoes moet ik neertellen?
4. Kunt u mij ff de prijs geven?

Formeel taalgebruik

• u/ uw
• volledige zinnen
• geen afkortingen 
• beleefd

Verbale communicatie

non-verbale communicatie

Verbale communicatie

woorden

Non-verbale communicatie

• lichaamshouding
  
• gebaren
• gezichtsuitdrukking
• intonatie 
• figuren/ symbolen

Afbeelding non-verbale communicatie

Aandachtspunten

• oogcontact maken
• knik, hm
• handgebaren
• intonatie 
• vriendelijk/ geïnteresseerd

Casus opdracht 4 blz. 108

Stage lopen

• 9 december ICT -scholing (belangrijk)
• Stagiaire kan niet.
• Stagiaire wil zich afmelden.

Casus opdracht 4 blz. 108

Stagiaire --> zenuwachtig, vervelend, oplossing bedacht

Leidinggevende --> Scholing is belangrijk voor alle werknemers.

                                           Stagiaire mist dan informatie.

                                           Toont wel begrip.

LET OP!

• Non- verbale communicatie
• Goede zinnen
• Toon
• Open vragen
• Doorvragen
• Controlevragen

Aan de slag

- tweetal

- 5 min gesprek voorbereiden

- gesprek voeren / ander tweetal observeert 

- feedback geven

- wisselen

Klaar

Maak opdracht 1 en 3 blz. 106 en 107 boek.