Taalverzorging Hst 4 - Beeldspraak metaforen en metonymia

1 / 48
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 48 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 100 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Welkom
Op tafel: 
Kern-boek, laptop
(telefoon in zwarte zakkie op hoek tafel)



Slide 2 - Diapositive

Agenda 
SO ingeleverd? 

Start beeldspraak hst 4
Metaforen
 Taalverzorging (blz. 46)
in Lessonup 
(na de vakantie Metonymia) 

Slide 3 - Diapositive

Programma P4

Slide 4 - Diapositive

Leerdoel hst 4 Taalverzorging

Je leert wat beeldspraak is en hoe je verschillende vormen en soorten van beeldspraak kunt herkennen.

Slide 5 - Diapositive

Niet vergeten...

Blijf elke week werken.
4,5 uur aan einde van deze periode.

Gebruik de vakantie eventueel om in te halen.


Slide 6 - Diapositive

Wat denk je dat er met 'beeldspraak' bedoeld wordt? (Niet Googlen of AI-en!)

Slide 7 - Question ouverte

Beeldspraak
Beeldspraak is figuurlijk of overdrachtelijk taalgebruik. Dat wil zeggen dat er niet letterlijk wordt gezegd wat er wordt bedoeld.

Twee soorten beeldspraak:
  1. Er is sprake van een directe overeenkomst: metaforen.
  2. Een ander soort overeenkomst tussen beeld en object: metonymia.

 

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Metaforen zie blz. 46
  • Vergelijking met verbindingswoord = de auteur gebruikt een beeld om iets uit de werkelijkheid te omschrijven (Hij is zo sterk als een beer / Giethoorn, het Venetië van het noorden, trekt veel bezoekers); object èn beeld staan in de zin
  • Zuivere metafoor = alleen het beeld wordt genoemd, de werkelijkheid niet (Dat kwam wel een beetje uit de lucht vallen)
  • Personificatie = beeldspraak waarbij het object als een persoon wordt voorgesteld of menselijke eigenschappen toegedicht krijgt  (Reeds komt de zon het terrein opgelopen)

Slide 10 - Diapositive

Metaforen
  • Synesthesie  = beeldspraak waarbij verschillende zintuigelijke indrukken met elkaar verbonden worden op grond van overeenkomst (Ik hoor zijn stem, zijn wodkawitte stem)
  • Homerische vergelijking = een vergelijking die erg breed is uitgewerkt. Deze metafoor heeft zijn naam te danken aan de Griekse dichter Homerus. Bij een homerische vergelijking wordt eerst het object [O] genoemd, daarna wordt het beeld [B] heel uitgebreid uitgewerkt en tot slot wordt weer het object [O] genoemd.

Slide 11 - Diapositive

In de bekende strip van Donald Duck komt ook de rijke figuur Dagobert Duck voor. Moet 'Dagobert zwemt in het geld' geïnterpreteerd worden als beeldspraak? Geef argumenten voor en tegen.

Slide 12 - Question ouverte

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

De sneeuw lag als een deken over het weiland.

A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 13 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Het licht begint te wandelen door het huis en raakt de dingen aan.

A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 14 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Anke was zo boos dat ze alleen maar met bittere woorden kon antwoorden.

A
homerische vergelijking
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 15 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Ze renden naar voren, zoals honden op voer afkomen en elkaar verdringen, duwen en toeblaffen om maar als eerste bij het eten te zijn om het beste stuk te pakken, zo renden zij op de vijanden af.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
homerische vergelijking

Slide 16 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Met springtij slaan de golven woedend op de kust.

A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 17 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Op oudejaarsavond lijken sommige straten en pleinen wel een oorlogsgebied.

A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
homerische vergelijking

Slide 18 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Zo'n 4,5 miljoen mensen ontvangen elke maand een draak van een brief, e-mail of brochure vol onbegrijpelijke ambtenarentaal.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 19 - Quiz

Met welk soort metafoor heb je hier te maken?

Mijn ouderlijk huis is nog steeds een veilige haven voor mij.
A
vergelijking met verbindingswoord
B
zuivere metafoor
C
personificatie
D
synesthesie

Slide 20 - Quiz

Slide 21 - Vidéo

Noem drie metaforen die je in het filmpje gehoord hebt

Slide 22 - Question ouverte

.. en natuurlijk fijne vakantie!  

Slide 23 - Diapositive

Slide 24 - Diapositive

Welkom
Op tafel: 
Kern-boek, laptop
(telefoon in zwarte zakkie op hoek tafel)



Slide 25 - Diapositive

Agenda 
Korte evaluatie SO
Wat waren metaforen ook weer? 
Verder met beeldspraak hst 4 Metonymia (onderdeel van 
 Taalverzorging (blz. 46)

Slide 26 - Diapositive

SO Dialoog
Niet slecht gemaakt, als gemaakt.

Algemene feedback (ook handig voor proefwerk)
"Let op je leestekens," zegt de docent Nederlands, mevrouw Willemse. 
Een dialoog is zoals een toneeltekst (dus geen verhaal met daarin dialoog) Maar dit is niet zwart/wit. 
Regieaanwijzingen gaan bijvoorbeeld ook over emoties, de toneelopstelling etc. 

Slide 27 - Diapositive

Programma P4

Slide 28 - Diapositive

Wat was een metafoor ook weer?

Slide 29 - Question ouverte

Welk soort metafoor is dit:
Ik heb een zeurende pijn in mijn schouder
A
Zuivere metafoor
B
Vergelijking
C
Personificatie
D
Synesthesie

Slide 30 - Quiz

Nieuw: metonymie (blz. 47)
(je kunt het ook kennen als metoniem of metonymia!)

Slide 31 - Diapositive

Metonymia 
Bij metonymia worden twee dingen met elkaar vergeleken, die niet op elkaar lijken. Het boek noemt er vijf:
Pars pro toto
Totum pro parte 
Abstractum pro concreto
Concreto pro abstractum 
Eponiem

Slide 32 - Diapositive

Pars pro totum 
Je bedoelt het geheel, maar noemt het deel: "Die snor deelt de ene na de andere bekeuring uit!"

Slide 33 - Diapositive

Totum pro parte
Je bedoelt het deel, maar noemt het geheel: "Nederland heeft gelukkig van Duitsland gewonnen!"

Slide 34 - Diapositive

Abstractum pro concreto 
Een abstract begrip wordt genoemd, maar je bedoelt iets concreets.
"Heel Johan de Witt wil naar huis."

Slide 35 - Diapositive

Concreto pro abstractum
Het concrete wordt genoemd, maar je bedoelt iets abstracts.


Slide 36 - Diapositive

Eponiem
Je bedoelt het voorwerp, maar noemt de maker: "Ik heb thuis een originele Herman Brood aan de muur hangen."

Slide 37 - Diapositive

Nog een paar 
1. Je bedoelt het voorwerp, maar noemt het materiaal: "Het vriest flink, dus ik heb mijn ijzers alvast maar tevoorschijn gehaald."
2. Je bedoelt de inhoud, maar noemt het voorwerp: "Zullen we een blikje kopen?
3. Je bedoelt het meervoud, maar noemt het enkelvoud: "De vrouw gebruikt vaker make-up dan de man."

Slide 38 - Diapositive

'Die Rembrandt vind ik mooier dan die Van Gogh.'
Welke vorm van metonymia is dit?
A
eponiem
B
pars pro toto
C
totum pro parte
D
concreto pro abstractum

Slide 39 - Quiz

'Geef mij nog eens een glas'.
Welke vorm van metonymia is dit?
A
eponiem
B
pars pro toto
C
totum pro parte
D
overige variant

Slide 40 - Quiz

'Ze hebben de sleutel voor dat probleem nog niet gevonden'.
Welke vorm van metonymia is dit?
A
abstractum pro concreto
B
pars pro toto
C
totum pro parte
D
concreto pro abstractum

Slide 41 - Quiz

Champagne heet naar de streek in Frankrijk. Ken je andere eetbare toponiemen?

Slide 42 - Question ouverte

Aan de slag
Vraag 1, 2 en 3 van hoofdstuk 4 (blz. 48)
timer
7:00

Slide 43 - Diapositive

Antwoorden 1 tm 3

Slide 44 - Diapositive

Opdracht
Kies bij opdracht 7 een van de eponiemen en zoek op waar ze vandaan komen.

Slide 45 - Diapositive

Antwoorden 7

Slide 46 - Diapositive

Kies een van de eponimen van vraag 7 en zoek op waar deze vandaan komt.

Slide 47 - Question ouverte

Als het goed is..
Weet je nu wat beeldspraak is en herken je deze in zinnen en teksten.
Vrijdag verder met verhalen vertellen (hst 3 spreken)

Slide 48 - Diapositive