H3 Kern Les 31 - taal en dialect

Ga rustig zitten en 
ga startklaar zitten:

  • jas uit
  • geen kauwgom
  • telefoon in je tas
  • spullen op tafel

Wat heb je nodig deze les?

  1. Kern Nederlands
  2. Schrift en pen


1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Ga rustig zitten en 
ga startklaar zitten:

  • jas uit
  • geen kauwgom
  • telefoon in je tas
  • spullen op tafel

Wat heb je nodig deze les?

  1. Kern Nederlands
  2. Schrift en pen


Slide 1 - Diapositive

PTO-3
Les 24, 25, 26, 30 (alleen informatie van pagina 122), 31 (alleen de begrippen die in deze LessonUp staan), 32, 34.

Slide 2 - Diapositive

fictieopdracht PTO-3
Deze staat klaar in Magister --> ELO --> Opdrachten

DEADLINE: maandag 27 maart

Pitches zijn de eerste les na de toetsperiode.

Slide 3 - Diapositive

Vandaag:
LES 31 - Wat is Nederlands?
- Begrippen die je deze les leert
- Uitleg met begrippen
- Zelfstandig werken

Slide 4 - Diapositive

Begrippen die je moet kennen:
Let op: deze begrippen komen niet duidelijk in het boek naar voren, dus gebruik deze LessonUp.

Taal, dialect, verwantschap, leenwoorden, neologismen, Standaardnederlands, Middelnederlands en ouderwets Nederlands.

Slide 5 - Diapositive

Taal versus dialect
Dialecten zijn talen die in een kleiner gebied gesproken worden dan 'talen'. 

Bijvoorbeeld: 
Taal = Nederlands 
Dialect = Haags (uit Den Haag), Zeeuws (uit Zeeland) 

Slide 6 - Diapositive

filmpje dialecten

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Nieuwe woorden
1. Talen zijn verwant aan elkaar, dus lijken woorden op elkaar: verwantschap
  • Engels: book – Nederlands: boek
  • Duits: Frau – Nederlands: vrouw

2. Woorden worden uit andere talen geleend: leenwoorden
Engels: computer - Nederlands: computer
Frans: ambulance - Nederlands: ambulance
Nederlands: koekje - Engels: cookie
Een leenwoord is een woord dat in taal A is overgenomen uit taal B.
   

Slide 9 - Diapositive

Neologismen
neologisme: een passend (nieuw) woord i.p.v. een leenwoord.

  • Engels: computer > Frans: ordinateur (en niet 'computer')

  • Portugees: banana > Nederlands: geelbeug (maar dit woord wordt nu niet meer gebruikt, nu zeggen we banaan)


Slide 10 - Diapositive

Vormen van Nederlands 1
Standaardnederlands = het Nederlands dat nu geaccepteerd is. 
Dialect = het Nederlands dat niet overal geaccepteerd is. 

Middelnederlands = het Nederlands dat gesproken werd tussen 500 en 1500 (de middeleeuwen) 

Ouderwets Nederlands = een vorm van Nederlands die tegenwoordig minder gebruikt wordt, maar nog wél correct is.

Slide 11 - Diapositive

Vormen van Nederlands 2
Middelnederlands = het Nederlands dat gesproken werd tussen 1000 en 1500 (midden en eind van de middeleeuwen). 



O
Niet 'Oudnederlands' zeggen!
< Jacob van Maerlant: 
Der naturen bloeme (encyclopedie)
geschreven in 1270

Slide 12 - Diapositive

Vormen van Nederlands 3
Ouderwets Nederlands = een vorm van Nederlands die tegenwoordig minder gebruikt wordt, maar nog wél correct is.


Slide 13 - Diapositive

Vormen van Nederlands 3
Ouderwets Nederlands = een vorm van Nederlands die tegenwoordig minder gebruikt wordt, maar nog wél correct is.
's komt van 'des'
des Hertogenbosch
des Gravenhage

Wel nog gebruikelijk in: 
's middags > des middag

Slide 14 - Diapositive

Les 31: 
maak opdracht 2, 5, 6 en 7
timer
10:00

Slide 15 - Diapositive

Nabespreking

Slide 16 - Diapositive