3K Grammatica Spelling toetsweek 1 2022

 3K
Grammatica + Spelling
toetsweek 1
zinsdelen
werkwoordspelling
hoofdletters
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

 3K
Grammatica + Spelling
toetsweek 1
zinsdelen
werkwoordspelling
hoofdletters

Slide 1 - Diapositive

Een bijwoordelijke bepaling kun je ook uit de zin weglaten
A
waar
B
niet waar

Slide 2 - Quiz

Ik heb een broodje voor je gekocht.
een broodje =
A
werkwoordelijk gezegde
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 3 - Quiz

Ik heb een broodje voor je gekocht.
heb gekocht =
A
werkwoordelijk gezegde
B
onderwerp
C
meewerkend voorwerp
D
lijdend voorwerp

Slide 4 - Quiz

Elke zin heeft een bijwoordelijke bepaling
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz

Als een zin geen lijdend voorwerp heeft, is er ook geen meewerkend voorwerp
A
niet waar
B
waar

Slide 6 - Quiz

Een zin kan meer dan één bijwoordelijke bepaling hebben
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Klas 3 krijgt grammatica in de toets.
grammatica =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling

Slide 8 - Quiz

Hoeveel woorden zijn bijwoordelijke bepaling?
In het weekend werken veel leerlingen in een winkel.
A
3
B
4
C
5
D
6

Slide 9 - Quiz

De vraag: aan wie/ voor wie
hoort bij het lijdend voorwerp
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Een bijwoordelijke bepaling zegt iets over "waar" "wanneer" "waarom" "waarmee" of "hoe"
A
waar
B
niet waar

Slide 11 - Quiz

Voor mijn vrienden doe ik alles.
Voor mijn vrienden =
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
werkwoordelijk gezegde

Slide 12 - Quiz

Ik gaf hem een klap voor zijn bek.
Een klap voor zijn bek =

Slide 13 - Question ouverte

Gisteren was ik chagrijnig.
Gisteren =

Slide 14 - Question ouverte

Een persoon in een zin die niet het onderwerp is, is altijd het ....

Slide 15 - Question ouverte

Wat is het lijdend voorwerp?
Ik heb vanmorgen een kop koffie gedronken.

Slide 16 - Question ouverte

Wat is het onderwerp?
Ben ik niet aardig geweest tegen Bart?

Slide 17 - Question ouverte

Wat is het meewerkend voorwerp?
Ik heb hem een broodje gegeven.

Slide 18 - Question ouverte

Het onderwerp en de persoonsvorm zijn allebei meervoud of allebei enkelvoud.
A
Niet waar
B
Waar

Slide 19 - Quiz

De kudde koeien ....... in de wei.
A
loop
B
lopen
C
loopt

Slide 20 - Quiz

De helft van de klas ....... (komen, tt) te laat.

Slide 21 - Question ouverte

De zwerm bijen ....... (vliegen, vt) achter de imker aan.
A
vlogen
B
vloog
C
vliegde
D
vliegden

Slide 22 - Quiz

Klas 3K ........ (halen, vt) het hoogste cijfer voor hun toets.

Slide 23 - Question ouverte

Mijn zusje en ik ......... (hebben, tt) kleedgeld gekregen.

Slide 24 - Question ouverte

(vinden, tt) ..... Erik wiskunde moeilijk?
A
vind
B
vindt

Slide 25 - Quiz

Lelijke foto's ......... (verwijderen, tt) hij meteen.

Slide 26 - Question ouverte

Ik ........ (beantwoorden, tt) mijn appjes altijd meteen.

Slide 27 - Question ouverte

(Worden, tt) ....... jij ook altijd zenuwachtig voor een toets?

Slide 28 - Question ouverte

Hij is vorig jaar naar Hoofddorp ...... (verhuizen, vd).
A
verhuist
B
verhuisdt
C
verhuisd

Slide 29 - Quiz

Ik ..... (posten, vt) gisteren een rare foto op Instagram.

Slide 30 - Question ouverte

Zij heeft die foto meteen ......(verwijderen, vd).

Slide 31 - Question ouverte

Heb jij op die vacature ........
(reageren, vd)?

Slide 32 - Question ouverte

Hoeveel hoofdletters?
gisteren is meneer van veen naar amsterdam geweest.

Slide 33 - Question ouverte

Met Vriendelijke Groet,
A
goed
B
fout

Slide 34 - Quiz

Hoeveel hoofdletters?
erik werkt bij de albert heijn en sheila bij de bakker.

Slide 35 - Question ouverte

Geachte heer/mevrouw,
A
goed
B
fout

Slide 36 - Quiz

Hoeveel hoofdletters?
mijn naam is leonie kruik en ik geef nederlands op het herbert vissers college in nieuw-vennep.
A
7
B
6
C
8
D
9

Slide 37 - Quiz

EINDE!

Slide 38 - Diapositive