Over taal, les 12, voor- en achtervoegsels, opvul- en stopwoorden

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Voorvoegsels en achtervoegsels

Slide 4 - Diapositive

Bedenk woorden met de voorvoegsels mis, on, wan, her

Slide 5 - Question ouverte

Bedenk woorden met de achtervoegsels loos, vol, achtig, baar

Slide 6 - Question ouverte

Opvulwoorden
Door het gebruik van de opvulwoorden verander je de gevoelswaarde van de zin.
Bijvoorbeeld:
Wat ben jij nou weer aan het doen?!
Wat ben jij aan het doen?!

Slide 7 - Diapositive

Let op!
Als je steeds hetzelfde opvulwoord gebruikt zonder dat het een functie heeft, is het een stopwoord.

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive