Grammatica zinsdelen les 3: lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

Zinsdelen: lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Zinsdelen: lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling

Slide 1 - Diapositive

Leerdoelen
  • Aan het einde van de les kun je het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bijwoordelijke bepaling benoemen in een zin.
  • Aan het einde van de les kun je een zin ontleden met de volgende zinsdelen: pv, ow, wg, ng, lv en mv en bwb.

Slide 2 - Diapositive

Wat ga je doen?

Oefeningen: Lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling.

Slide 3 - Diapositive

Lijdend voorwerp (lv)
Lijdend voorwerp: Een persoon of een ding ondergaat iets. Je hebt alleen in een zin met een wg een lijdend voorwerp.
Hoe vind je het lijdend voorwerp:
1. Zoek de pv, het ow en het wg.
2. Stel de vraag: Wat/wie +ow +wg? Het antwoord op die vraag is het lijdend voorwerp. Soms is er geen lijdend voorwerp.

Slide 4 - Diapositive

Wat is het lijdend voorwerp in de zin: Ik heb de auto van de buren in de prak gereden.
Als het lv er niet in zit, doe je een X

Slide 5 - Question ouverte

Noem het lijdend voorwerp in de zin: Apa Sherpa stond al 21 keer op de top van de Mount Everest.
Als het lv er niet in zit, doe je een X

Slide 6 - Question ouverte

Meewerkend voorwerp (mv)
Meewerkend voorwerp: aan wie of voor wie is iets bestemd?
Je ziet het vooral bij werkwoorden als: vertellen, meedelen, uitleggen, zeggen, geven, overhandigen, lenen, toesturen.
Je kunt er 'aan' of 'voor' bijzetten of je kunt het weglaten.

Let op! In zowel een zin met een wg en een ng kun je een meewerkend voorwerp hebben.
Voorbeeldzin met meewerkend voorwerp: Ik geef jou een cadeau

Slide 7 - Diapositive

Benoem het meewerkend voorwerp van de zin: Elke woensdag geeft Nienke de plantjes water.

Slide 8 - Question ouverte

Benoem het meewerkend voorwerp: Wie zal jullie dit voorstel gaan toelichten?

Slide 9 - Question ouverte

Bijwoordelijke bepaling
We noemen de bijwoordelijke bepaling ook wel de ‘prullenbak’. Alles wat je overhoudt, noem je een bijwoordelijke bepaling.

Vaak zijn dat:
Plaats
Tijd
De manier waarop (hoe)
Richting

Slide 10 - Diapositive

Ontleed de volgende zin helemaal: In de dierenwinkel kopen mensen een huisdier voor hun kind.

Slide 11 - Question ouverte

Huiswerk
Afmaken opdracht 

Slide 12 - Diapositive