Werkwoorden, de spelling

Ondersteuning taalvaardigheid
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1-3

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 20 min

Éléments de cette leçon

Ondersteuning taalvaardigheid

Slide 1 - Diapositive

De spelling van de werkwoorden

Slide 2 - Diapositive

De doelen:
Juist schrijven van de werkwoorden : tt vt en
ook aandacht voor de deelwoorden.
Ook het deelwoord bijvoeglijk gebruikt.

Slide 3 - Diapositive

We gaan een
schema
maken.
Pak een pen en een 
blaadje.

Slide 4 - Diapositive

Voltooid deelwoord
Nu; TT

Toen; VT
onvoltooid dw en
VT bijvoeglijk gebruikt

Slide 5 - Diapositive

verleden tijd
tegenwoordige tijd

Slide 6 - Diapositive

In principe dus een T
erbij!
Jij verhuisT ooit nog wel eens.
Jij lachT je soms rot.
Zij lachT zich rot als jij weer verhuisT.

Lach jij me uit?

Slide 7 - Diapositive

De baby
huilT

Slide 8 - Diapositive

Zij WANDELEN met de hond.
A
wandelt
B
wandeld
C
wandeldt

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Tegenwoordige tijd
Ik
Hij
Wij
word
worden
wordt

Slide 11 - Question de remorquage

SPIJT!
had ik maar...

Slide 12 - Diapositive

Brett verhuist naar Spanje vanwege het weer!
A
is goed, tegenwoordige tijd
B
neej! man, man! het moet verhuisd zijn!
C
rustig! het is fout, want het is voltooid deelwoord
D
kzouutffniewetu

Slide 13 - Quiz

pas op met verhuizen en zo!
ik verhuizzzzzz

Slide 14 - Diapositive

Gisteren verhuis(z)de ze naar Nijmegen.

Slide 15 - Diapositive

Slide 16 - Diapositive

Simone is naar Friesland verhuist/verhuizt/verhuisd
A
verhuizd
B
verhuist
C
verhuisd

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

houd jij van roti?
houdt jij van roti?

A
Houdt!
B
Houd

Slide 19 - Quiz

Wordt je broer vaak gebeld?
leg uit waarom dit goed is :)WORDT en GEBELD goed.
Waarom is

Slide 20 - Question ouverte

Mijn kleine broertje huilt en hij krijst al de hele dag.

Dit is een samengestelde zin!
Waarom?

Slide 21 - Diapositive

Het onvoltooid deelwoord
Het hele werkwoord + d

huilend
lachend
gillend

Slide 22 - Diapositive

Al spinnend kwam de kat bij mij liggen.

Slide 23 - Diapositive

Een brandend vuur.
brandend is een ...
A
Bijvoeglijk gebruikt voltooid deelwoord
B
Bijvoeglijk gebruikt onvoltooid deelwoord
C
Voltooid deelwoord
D
Onvoltooid deelwoord

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Voltooien: het is klaar.....

Slide 26 - Diapositive

De man werd -schreeuwend- op straat gevonden.
A
voltooid deelwoord
B
onvoltooid deelwoord

Slide 27 - Quiz

't Kofschip

Slide 28 - Diapositive

De kat heeft mij gekrabt/gekrabd...
Tel de werkwoorden!
A
Het moet zijn gekrabt
B
Het moet zijn gekrabd
C
Het mag hier allebei
D
Paniek! ik weet het niet!

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Vidéo

De spelling van de werkwoorden

Slide 31 - Diapositive

Dus:
Ik schrijf een brief
Ik schreef een brief
 Ik heb een brief geschreven
Al schrijvend vloog de tijd voorbij
De geschreven brief is bij oma aangekomen.
Haar hond leest de brief voor.

Slide 32 - Diapositive

Persoonsvorm
Voltooid deelwoord
Infinitief
Onvoltooid deelwoord
Vdw als bijvoeglijk naamwoord
Gebruik je altijd na 'te'.
Kan in de verleden en tegenwoordige tijd staan.
Hele werkwoord + d
Zo kort mogelijk
Begint vaak met -ge, -be, -ver, -ont.

Slide 33 - Question de remorquage

gebeurt
boorde
beoordeeld
verliezen
Er staan 4  vier werkwoorden. Maak goede combinaties. De vorm van het werkwoord is........
persoonsvorm verleden tijd enkelvoud 
persoonsvorm tegenwoordige tijd enkelvoud
voltooid deelwoord
hele werkwoord

Slide 34 - Question de remorquage

Deze prachtige (VERGROTEN) foto wil ik in de kamer ophangen.
A
Vergrootte
B
vergroten
C
vergroote
D
vergrote

Slide 35 - Quiz

Slide 36 - Vidéo

Het verbrede pad is mooi geworden.
verbrede =
A
voltooid deelwoord
B
persoonsvorm
C
onvoltooid dw bijvoeglijk
D
vd bijvoeglijk gebruikt

Slide 37 - Quiz

Denk aan de opdrachten !
Nog iets nodig?

Slide 38 - Diapositive

De meisje en andere fouten....

Slide 39 - Diapositive

Doe is normaal!
A
Doe eens normaal
B
Doe is normaal
C
A en B kan allebei

Slide 40 - Quiz

1.Ik irriteer me aan jou!
2. ik erger me aan jou!
A
2. is goed. Zich ergeren is goed, dat kan
B
1. en 2. zijn fout
C
huh?

Slide 41 - Quiz

Slide 42 - Vidéo

Ties is groter dan mij....
A
is helemaal goed
B
nee, nee! groter dan ik (ben)

Slide 43 - Quiz

Hun komen straks de kerstkransjes ophalen.
A
prachtig!
B
Nee, Zij komen
C
niet lopen miepen, mag allebei

Slide 44 - Quiz

Slide 45 - Vidéo

Hulp nodig?
vraag maar!!!

Slide 46 - Diapositive