Nieuw Nederlands - Cursus 5 - Herhaling lv

Grammatica zinsdelen

Lijdend voorwerp (lv)


1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Grammatica zinsdelen

Lijdend voorwerp (lv)


Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen

1. Je weet wat een lijdend voorwerp is.
2. Je kunt een lijdend voorwerp vinden in de zin.

Slide 2 - Diapositive

Wat weet je nog over het lijdend voorwerp?

Slide 3 - Question ouverte

Niet alle zinnen hebben een lijdend voorwerp.

Het werkwoord bepaalt of er in de zin een lijdend moet, kan of niet kan staan.

Een lijdend voorwerp begint NOOIT met een voorzetsel.

Je kunt het lijdend voorwerp vinden door de volgende vraag te stellen:
wie / wat + pv + ow +rest wg?



Slide 4 - Diapositive

Zijn dit goede zinnen?

 1. Ik geef jou
2. Mijn vader vertelt
3. De vervelende baas ontslaat
4. De postbode overhandigde

Slide 5 - Diapositive

Maak er goede zinnen van.

1. Ik geef jou
2. Mijn vader vertelt
3. De vervelende baas ontslaat
4. De postbode overhandigde

Slide 6 - Question ouverte

Sommige werkwoorden hebben behalve een onderwerp een 'iets' of 'iemand' nodig om een goede zin te maken.

Deze 'ietsen' of 'iemanden' noem je het lijdend voorwerp. 

Slide 7 - Diapositive

Lijdend voorwerp (lv)
Je stelt de vraag: wie/wat + pv + ow + rest wg?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.

Let op! 
1. Het lijdend voorwerp begint NOOIT met een voorzetsel.
2. Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp. 

Slide 8 - Diapositive

De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
De clubleiding
B
de vernielzuchtige supporters
C
hun lidmaatschap
D
zit er niet in

Slide 9 - Quiz

Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Volgende week donderdag
B
de taxichauffeur
C
de reizigers
D
zit er niet in

Slide 10 - Quiz

Welke opgaven moeten we maken?​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Welke opgaven
B
we
C
moeten maken
D
zit er niet in

Slide 11 - Quiz

Onze leraar verzamelt oude lp’s.​

Wat is het lijdend voorwerp?
A
Onze leraar
B
oude lp's
C
verzamelt
D
zit er niet in

Slide 12 - Quiz

De verliefde jongen kocht een roos.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in

Slide 13 - Quiz

Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.

Wat is het lijdend voorwerp?
A
gisteren
B
mijn moeder
C
alle shirts
D
alle shirts van ons elftal

Slide 14 - Quiz

Slide 15 - Lien