Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Grammatica §8
Grammatica zinsdelen
1 / 23
suivant
Slide 1:
Diapositive
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
23 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Grammatica zinsdelen
Slide 1 - Diapositive
Wat is het eerste wat je zoekt als je een zin gaat ontleden?
Slide 2 - Question ouverte
Hoe vind je de persoonsvorm
in een zin?
Slide 3 - Question ouverte
Uit welke werkwoorden bestaat het gezegde van de zin?
A
de persoonsvorm
B
infinitief en voltooid deelwoord
C
alle werkwoorden bij elkaar
D
werkwoorden? wat zijn dat?
Slide 4 - Quiz
Op welke manier vind je het onderwerp van de zin?
Slide 5 - Question ouverte
De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen.
Wat is het onderwerp?
A
De clubleiding
B
de vernielzuchtige supporters
C
hun lidmaatschap
D
zit er niet in
Slide 6 - Quiz
De clubleiding wil de vernielzuchtige supporters hun lidmaatschap ontnemen. Wat is het wg?
Slide 7 - Carte mentale
Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op.
Wat is het onderwerp?
A
Volgende week donderdag
B
de taxichauffeur
C
de reizigers
D
om zes uur
Slide 8 - Quiz
Volgende week donderdag haalt de taxichauffeur de reizigers om zes uur op. Wat is het wg?
Slide 9 - Carte mentale
Zijn dit goede zinnen?
1. Tim gaat fietsen.
2. Mijn vader vertelt.
3. De vervelende baas ontslaat.
4. De postbode overhandigde.
Slide 10 - Diapositive
Vorige lessen hebben we gezien dat een zin een
ACTIE
en een
DOENER
nodig heeft.
ACTIE:
werkwoorden
--> fietsen / vertellen / etc.
DOENER:
iets / iemand
--> Tim / de baas / de auto
De ACTIE noemen we ook wel ______________ ?
De DOENER noemen we ook wel _____________ ?
Slide 11 - Diapositive
Onderstaande zinnen hebben allemaal een ACTIE (werkwoordelijk gezegde) en een DOENER (onderwerp):
1. Tim gaat fietsen.
2. Mijn vader vertelt.
3. De vervelende baas ontslaat.
4. De postbode overhandigde.
Toch kloppen sommige zinnen niet. Gek he!?
Slide 12 - Diapositive
Maak hier goede zinnen van.
2. Mijn vader vertelt
3. De vervelende baas ontslaat.
4. De postbode overhandigde.
Slide 13 - Question ouverte
Sommige werkwoorden hebben behalve een onderwerp, nóg een '
iets
' of '
iemand
' nodig om een goede zin te maken.
Slide 14 - Diapositive
Zo te zien heeft het werkwoord 'fietsen' alleen een DOENER (onderwerp) nodig:
1. Tim gaat fietsen.
Maar de werkwoorden 'vertellen', 'ontslaan' en 'overhandigen' hebben blijkbaar nog een extra IETS of IEMAND nodig:
2. Mijn vader vertelt __IETS____.
3. De vervelende baas ontslaat ____IEMAND____.
4. De postbode overhandigde _____IETS_____.
Slide 15 - Diapositive
Hoe zit dat bij de volgende werkwoorden?
speelt - krijgt - luistert - graaft - maakt schoon -
vliegt - maakt - repareert - geeft
Schrijf alle woorden in je schrift en zet op de juist plek
IETS of IEMAND
Bijvoorbeeld:
IEMAND
gooit
IETS
Slide 16 - Diapositive
Vervang nu in elke zin het woord IETS of IEMAND met een persoon of voorwerp.
speelt - krijgt - luistert - graaft - maakt schoon -
vliegt - maakt - repareert - geeft
Bijvoorbeeld:
IEMAND
gooit
IETS
Henk
gooit
een steen
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Lijdend voorwerp (lv)
Je stelt de vraag: wie/wat + pv + ow + rest wg?
Het antwoord is het lijdend voorwerp.
Let op!
1. Het lijdend voorwerp begint
NOOIT
met een voorzetsel.
2. Niet elke zin heeft een lijdend voorwerp.
Slide 19 - Diapositive
Welke opgaven moeten we maken?
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Welke opgaven
B
we
C
moeten maken
D
zit er niet in
Slide 20 - Quiz
Onze leraar verzamelt oude lp’s.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
Onze leraar
B
verzamelt
C
oude lp's
D
lp's
Slide 21 - Quiz
De verliefde jongen kocht een roos.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
De verliefde jongen
B
kocht
C
een roos
D
zit er niet in
Slide 22 - Quiz
Gisteren heeft mijn moeder alle shirts van ons elftal gewassen.
Wat is het lijdend voorwerp?
A
gisteren
B
mijn moeder
C
alle shirts
D
alle shirts van ons elftal
Slide 23 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Grammatica zinsdelen lijdend voorwerp
Août 2023
- Leçon avec
19 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
Nieuw Nederlands - Cursus 5 - Herhaling lv
Août 2023
- Leçon avec
15 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
19-9 Grammatica zinsdelen lijdend voorwerp
Septembre 2023
- Leçon avec
25 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo, havo, vwo
Leerjaar 1
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
Mai 2022
- Leçon avec
44 diapositives
Taal
Primary Education
Herhaling 2A Examens
Décembre 2024
- Leçon avec
34 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Extra: actieve en passieve zinnen
il y a 22 jours
- Leçon avec
24 diapositives
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 5 (21 september 2024)
Septembre 2024
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Secondary Education
Age 12
Neuken
Juin 2024
- Leçon avec
12 diapositives