Cette leçon contient 35 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Slide 3 - Diapositive
Slide 4 - Diapositive
Slide 5 - Diapositive
Slide 6 - Diapositive
Slide 7 - Diapositive
Slide 8 - Diapositive
Slide 9 - Diapositive
Slide 10 - Diapositive
Slide 11 - Diapositive
Slide 12 - Diapositive
Slide 13 - Diapositive
Slide 14 - Diapositive
Slide 15 - Diapositive
Slide 16 - Diapositive
Slide 17 - Diapositive
Slide 18 - Diapositive
Slide 19 - Diapositive
Slide 20 - Diapositive
Slide 21 - Diapositive
Linda koopt een nieuwe auto. Hoe noemen we haar aankoop?
A
Convenience goods
B
Shopping goods
C
Speciality goods
Slide 22 - Quiz
Mark gaat naar de Albert Heijn om groente te kopen voor zijn moeder. Vlak bij de kassa ziet hij een bak met afgeprijsd zak snoep. Zonder erbij na te denken koopt hij de snoep.
Hoe noemen we de aankoop van snoep?
A
Dagelijkse gebruikartikel
B
Impulsartikel
C
Urgentieartikel
Slide 23 - Quiz
Autofabrikant Tesla wil niet dat andere dealers zijn auto aanbieden. De autofabrikant opent een dealer om zijn eigen merk auto's te verkopen.
Hoe noemen we deze soort distributie?
A
Intensieve distributie
B
Selectieve distributie
C
Exclusieve distributie
Slide 24 - Quiz
Winkelketen Action heeft een….
A
Kwaliteitsimago
B
Prijsimago
Slide 25 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een psychologische prijs?
A
€ 16,50
B
€ 100,00
C
€ 97,79
D
€ 29,99
Slide 26 - Quiz
Wat is een ander woord voor bruto verkoopprijs?
A
Consumentenprijs
B
Verkoopprijs
Slide 27 - Quiz
"De positie van het artikel om aandacht te trekken.
Welk begrip omschrijven we hier?
A
brandpunt
B
eyecatcher
Slide 28 - Quiz
Massacommunicatie
Persoonlijke communicatie
Een gesprek tussen een werkgever en een werknemer.
Een nieuwswebsite.
Een omroepbericht in de trein.
Een televisiecommercial.
Slide 29 - Question de remorquage
Damian gaat onderzoeken of hij een schoonheidssalon speciaal voor mannen kan gaan openen. Hij heeft alvast een hoofdvraag (onderzoeksvraag) en een deelvraag opgesteld:
I. Hoeveel schoonheidssalons voor mannen bestaan er in Nederland? II. Is het geschikt om een schoonheidssalon voor mannen te openen?
Wat is de hoofdvraag en wat is de deelvraag?
Slide 30 - Question ouverte
Wat is de juiste omschrijving van business marketing (b2b marketing)?
A
Bedrijven die producten zelfstandig controleren
B
Bedrijven die producten aan andere bedrijven verkopen
C
Bedrijven die producten aan consumenten verkopen
D
Bedrijven die producten laat controleren door anderen
Slide 31 - Quiz
Waarom is het voor het uitvoeren van marketingactiviteiten belangrijk om een grote doelgroep op te delen in verschillende kleinere doelgroepen?
A
De kans is dan groter dat de marketingactiviteiten succesvoller zijn.
B
Het bedrijf kan zijn verkopers dan beter vertellen wat ze moeten doen.
C
Omdat je te weinig personeel hebt.
D
Kleinere doelgroepen zijn altijd beter dan een grote doelgroep.
Slide 32 - Quiz
Een verkoper van een tassenwinkel heeft aan zijn 177 vaste klanten een vragenlijst gestuurd.
- 40 klanten geven aan zeer tevreden te zijn over de kwaliteit van de tassen - 88 klanten geven aan tevreden te zijn over de kwaliteit van de tassen - 49 klanten geven aan ontevreden te zijn over de kwaliteit van de tassen
Hoeveel procent van de klanten zijn zeer tevreden? Rond je antwoord af op twee decimalen.
Slide 33 - Question ouverte
Bedrijven hebben te maken met verkoopkosten.
Noem een voorbeeld van verkoopkosten en licht dit toe.
Slide 34 - Question ouverte
Jan gaat in het centrum van Zwolle een onderzoek doen. Hij gaat de mensen in de stad interviewen en vragen stellen. Hij wil graag informatie verzamelen. Hoe noemen we dit onderzoek?