Herhaling en oefenvragen

Hoofdstuk 5 tot en met 7 
Kort herhalen. Test je zelf!
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
HBRPraktijkonderwijsLeerjaar 3,4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 5 tot en met 7 
Kort herhalen. Test je zelf!

Slide 1 - Diapositive

Lesdoelen
Ik kan de vragen beantwoorden over de toetsstof

Slide 2 - Diapositive

Wat zijn hoofdgrondstoffen
van een brooddeeg?

Slide 3 - Question ouverte

Wat is een boterdeeg?

Slide 4 - Question ouverte

Welke hoofdgrondstoffen gebruik je voor het maken van een boterdeeg?
A
Bloem, vocht, zout
B
Bloem, zout, citroenrasp
C
Bloem, suiker, vanille
D
Bloem, vet, suiker

Slide 5 - Quiz

Hulpgrondstoffen maken het product beter en de verwerkbaarheid hoger
A
Juist
B
Onjuist

Slide 6 - Quiz

Welke vetstof wordt gebruikt om spritsen van te maken?
A
cakemargarine
B
crèmemargarine
C
hooiboter
D
korstmargarine

Slide 7 - Quiz

Welke handelingen voer je uit bij het maken van spritsen?

Slide 8 - Question ouverte

Waaraan herken je een roerdeeg?
A
Dunne en breekbare koekjes, alleen de randen bruin
B
zachte en luchtige koekjes, blank gebakken
C
krokante en dikke koeken, bruin gebakken
D
krokant van buiten en sponzig van binnen

Slide 9 - Quiz

Van welk deeg worden gevulde koeken gemaakt?
A
roerdeeg
B
zetdeeg
C
wrijfdeeg
D
brooddeeg

Slide 10 - Quiz

Noem twee voorbeelden van een deegbewerking

Slide 11 - Question ouverte

Welke machine gebruik je voor het opbollen van broodjes?
A
bolrijskast
B
oven
C
verdeelopbolmachine
D
uitrolmachine

Slide 12 - Quiz

Wat is de éérste (en soms tweede) rijs van het brooddeeg?
A
ovenrijs
B
narijs
C
bulkrijs

Slide 13 - Quiz

Wanneer gaat de narijs in van een brooddeeg?
A
NA het afwegen
B
Na de bulkrijs
C
na de ovenrijs
D
Na het opmaken

Slide 14 - Quiz

Welke hulpgrondstof zorgt voor malsheid in een brood?
A
enzymen
B
suiker
C
water
D
vet

Slide 15 - Quiz

Wanneer gaat de ovendeur open bij het bakken van krokant brood?
A
A. Bij het begin van het bakproces.
B
B. Op het einde van het bakproces.
C
C. Wanneer de ovenrijs begint.
D
D. Wanneer het broodproduct gaat kleuren.

Slide 16 - Quiz

Krokant brood wordt gestoomd zodat het brood meer volume krijgt
A
juist
B
onjuist

Slide 17 - Quiz

Welke techniek
zie je hier?
A
vullen
B
fonceren
C
verdelen
D
modelleren

Slide 18 - Quiz

Wanneer gaat bij een brooddeeg de narijs in?
A
Na het afwegen
B
Na de bulkrijs
C
Na het opmaken
D
Na de ovenrijs

Slide 19 - Quiz

Hoe zorg je dat een broodproduct meer glans krijgt?
A
Door te stomen
B
Door de strijken met ei na bakken
C
Door niet te stomen
D
Door het uit te laten wasemen

Slide 20 - Quiz

Hoe ontstaat het ontkoppelen en koppelen van dwarsverbindingen in een brooddeeg?

Slide 21 - Question ouverte

Welke twee ontwikkelingen zijn belangrijk in het narijsproces van een brooddeeg?
A
Kneedontwikkeling
B
Kooldioxide-ontwikkeling
C
Glutenontwikkeling
D
Zuurstof-ontwikkeling

Slide 22 - Quiz