zembla Liesbeth LVB

• verpleegkunde ghz
• MBO
• Studiejaar 1

Wat gaan we vandaag doen?

Blok 2: *quizvragen

Blok 2: * docu interactief 

Blok 2/3: * Vragen maken 'Liesbeth kan het niet meer volgen'

Blok 3: *voorbereiding volgende week (laatste opdracht uit week2)

(In leerteams)

Zorgvragers in de gehandicaptenzorg kunnen verschillende stoornissen, beperkingen en handicaps hebben...

Welke stellingen zijn juist?

1. Als een zorgvrager hulp nodig heeft bij het eten, heeft hij een beperking op het gebied van verzorging.
2. Bij een beperking heeft iemand moeilijkheden met gedrag of het uitvoeren van activiteiten.
3. Een beperking kan het gevolg zijn van een handicap.
4. Een zorgvrager kan een beperking compenseren door hulpmiddelen te gebruiken.

Zorgvragers in de gehandicaptenzorg kunnen verschillende stoornissen, beperkingen en handicaps hebben.

Je spreekt bij voorkeur over ‘zorgvragers met een beperking’ en niet over ‘zorgvragers met een handicap’. Waarom?

Het is dan duidelijk dat de zorgvrager:

1. een participatieprobleem heeft.
2. een probleem bij het functioneren heeft.
3. een probleem bij het functioneren en bij het participeren aan de samenleving heeft.
4. zorg en ondersteuning nodig heeft.

Iemand met een licht verstandelijke beperking heeft een IQ dat lager is dan 70-75 en daarnaast heeft hij ook beperkingen op de volgende drie gebieden:
Welke 3 gebieden?

Hoewel hulpmiddelen de zelfredzaamheid van een zorgvrager kunnen vergroten, is niet iedere zorgvrager voorstander van het gebruik van hulpmiddelen.
Noem twee redenen waarom een zorgvrager moeite kan hebben met het gebruik van hulpmiddelen.

1 De zorgvrager kan het moeilijk vinden dat het hulpmiddel voor anderen zichtbaar is en dat daar reacties op komen.

2 Het hulpmiddel confronteert hemzelf te veel met achteruitgang of onvermogen.

3 De zorgvrager wil geen hulpmiddel gebruiken als hij het – geheel of gedeeltelijk – zelf moet betalen.

4 De zorgvrager heeft onvoldoende informatie over de mogelijkheden. Hij weet niet van het bestaan van een hulpmiddel voor zijn probleem.

Elektrische en lichaamsbekrachtigde prothesen zijn voorbeelden van actieve / passieve prothesen.

1. actieve
2. passieve

Wat is een orthese?

Een orthese is een orthopedisch hulpmiddel dat aan het lichaam wordt bevestigd om het bewegingsapparaat te ondersteunen of te corrigeren.

Wat is het verschil tussen een orthese en een prothese?

Voorbeelden zijn een duimspalk, een CMC1-brace, een polsspalk, een beenbeugel, een korset of een halskraag.

Classificatie

De ernst van een verstandelijke beperking wordt bepaald door de tekorten in het adaptieve functioneren. De DSM-5 onderscheidt daarbij drie domeinen: het conceptuele domein, het sociale domein en het praktische domein.

Wat betekent conceptueel denken?

Breder of dieper inzicht krijgen in problemen of situaties door ze in een groter of abstracter kader te plaatsen. De grote lijnen van een idee in beeld hebben en houden, en de mogelijke gevolgen ervan in kaart brengen

01:44

Wat betekent in dit geval 'diskwalifiseren van de samenleving?

03:57

Hoe komt het dat mensen met een licht verstandelijke beperking steeds meer moeite krijgen met functioneren in de 'huidige maatschappij'?

06:34

Welke invloed heeft het op het leven van een LVB'er (psychisch)?

07:36

In welke sectoren van zorg, zien we LVB'ers die niet meer goed kunnen meekomen ook terug?

07:59

Aan het werk

* afkijken docu Liesbeth

Maken bijbehorende vragen uit de LWP