Spelling blok 4

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Lesdoelen

Na de les - kun je werkwoorden waarbij de stam op een t of d 

                       goed spellen.

                     - kun je werkwoorden waarbij de stam op een z of v 

                       goed spellen.

                        

lesplan

1. instructie / uitleg

2. oefenen 

3. nabespreken: wat heb je geleerd?

                                   verbeterpuntjes?

spelling van de persoonsvorm

• Is het onderwerp ik: dan de ik-vorm
• lopen  -  ik loop
  
• 
  
• Is het onderwerp iemand of iets anders: ik-vorm + t
  
• lopen -  jij / hij / zij / u / mijn vriend / onze hond  loopt
  

je of jij achter de persoonsvorm

Als je of jij achter de persoonsvorm staat, dan schrijf je geen t

Jij loopt.     Loop jij?

Jij vindt.     Vind jij

Wat is de juiste vorm van het werkwoord?

(merk / merkt) jij dat ook?

1. merk
2. merkt

Is het goed of fout gespeld?
Dat huis vind ik mooi.

1. goed
2. fout

Hoe schrijf het werkwoord in de tegenwoordige tijd?

Hij (betalen) het bedrag.

Is het goed of fout gespeld?
Dat huis vind ik mooi.

1. goed
2. fout

Is het goed of fout gespeld?
Hij brand zich aan het vuur.

1. goed
2. fout

Is het goed of fout gespeld?
Hij verbeeldt zich van alles.

1. goed
2. fout

Is het goed of fout gespeld?
Dat boek wemelt van de fouten .

1. goed
2. fout

Is het goed of fout gespeld?
Het gebeurd regelmatig dat men fouten maakt in werkwoordspelling.

1. goed
2. fout

Is het goed of fout gespeld?
Vindt jij werkwoordspelling moeilijk om te leren?

1. goed
2. fout

Zie jij de fout?

Wat is niet goed gespeld?

Wat is niet goed gespeld?

Goed of fout?

Het gaat hier om de voltooide tijd.

- ingepakt: goed (want je hoort de 't' in: ingepakte; of gebruik 't ex-Kofschip: de 'k' zit erin) 

- bezorgt: fout! (je hoort een 'd' in bezorgde; of kijk naar 't ex-Kofschip: daar zit de 'g' niet in.)

(Let op: 'bezorgt' is wel goed in de tegenwoordige tijd! Hij bezorgt het pakje.)

Wat is niet goed gespeld?

Opdracht

Maak opdracht 19 en 20 op bladzijde 153 en 154

Noem minstens twee dingen die je hebt geleerd in deze les.

Ken je spelling van de werkwoorden met de stam op t of d?

1. Ja. Ik begrijp alles.
2. Ja, maar ik moet wel nog wat meer oefenen.
3. Nee. Ik moet nog meer uitleg krijgen.
4. Nee. Ik heb niet veel van deze les begrepen.

Noem een verbeterpunt voor deze les.