4. 2017 - I tekst 2

Examentraining
Examentraining
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Examentraining
Examentraining

Slide 1 - Diapositive

Tijdsindeling
- Eerste lange tekst: ongeveer 60 minuten
- Andere drie teksten samen: ongeveer 100 minuten
- Antwoorden nalopen op spelling en formulering: 20 minuten

Slide 2 - Diapositive

Actief lezen
Om de examentekst goed te begrijpen en de vragen goed te beantwoorden lees je de tekst actief:
- onderstrepen
- markeren
- van aantekeningen voorzien

Actief lezen doe je in vier stappen

Slide 3 - Diapositive

Actief lezen - stap 1:

globaal lezen

(5 minuten)

Slide 4 - Diapositive

Globaal lezen

Lees: titel / bron / inleiding / slot

Wat is het onderwerp van de tekst?
Wat is de hoofdgedachte

Slide 5 - Diapositive

Globaal lezen
Onderwerp: proefdieren

Hoofdgedachte: Proefdiermensen moeten opkomen voor de proefdieren.

Slide 6 - Diapositive

21. Welke uitspraak is het meest van toepassing op alinea 1? Alinea 1 bevat een
A
anekdote
B
probleemstelling
C
aanleiding
D
situatieschets

Slide 7 - Quiz

21 D. Alinea 1 schetst een situatie die vergelijkbaar is met het onderwerp van de tekst. 

Slide 8 - Diapositive

Actief lezen - stap 2

doelgericht lezen

15 minuten

Slide 9 - Diapositive

Stap 2: doelgericht lezen
- Scan de hele tekst
- Onderstreep de kernzinnen
- Markeer of omcirkel signaalwoorden

Slide 10 - Diapositive

Stap 2: doelgericht lezen
Noteer de functies van het slot (samenvatting, conclusie, afweging); markeer de hoofdgedachte. 
Bepaal opnieuw de tekstsoort en het schrijfdoel vast; klopten je eerste vermoedens?

Slide 11 - Diapositive

Het slot van tekst 2 bevat een
A
samenvatting
B
conclusie
C
afweging

Slide 12 - Quiz

Stap 3: intensief lezen
30 minuten
Maak de vragen en werk in de aangegeven volgorde, want soms helpt de eerste vraag om de tweede vraag te beantwoorden. 

Slide 13 - Diapositive

Stap 3: intensief lezen
Wordt er in een vraag een citaat gegeven? Markeer dat citaat dan in de tekst. Vaak vind je het antwoord op de vraag vlak voor of achter het citaat. 

Slide 14 - Diapositive

Stap 3: intensief lezen
Onderstreep of omcirkel cruciale informatie in de vragen. 
Wat moet je precies citeren? Een zin of een aantal zinnen? 
Welke aanwijzingen zijn er waarmee je je antwoord kunt beginnen? 

Slide 15 - Diapositive

Stap 3: intensief lezen
Beantwoord de vragen van de meerkeuzevraag in HOOFDLETTERS.
De antwoorden worden gepresenteerd op alfabetische volgorde.

Slide 16 - Diapositive

Stap 3: intensief lezen
Zoek moeilijke woorden alleen op als de betekenis daarvan cruciaal lijkt.
Blijf niet te lang nadenken over een vraag waarop je het antwoord niet weet. Soms vind je in een latere vraag een aanwijzing.

Slide 17 - Diapositive

Stap 4: antwoorden nalopen
5 minuten
Controleer of je alle vragen beantwoord hebt.
Bij de open vragen: sluit je antwoord aan op de gestelde vraag? 
Verbeter taalfouten, zoals vergeten hoofdletters, fouten in interpunctie, werkwoordspelling en overige spelfouten.

Slide 18 - Diapositive

Wat doe je als je in tijdnood komt?

Als je in tijdnood dreigt te komen, maak dan de vragen met de meeste punten eerst.

Slide 19 - Diapositive

Wat doe je met een moeilijke vraag?

Sla de vraag even over.
Zet er een kruis voor.
Probeer het later nog eens.

Slide 20 - Diapositive

22. 'Maar niemand had daarom gevraagd.' Wat geeft deze uitspraak aan?
A
A
B
B
C
C
D
D

Slide 21 - Quiz

Vraag 22
D

Deze uitspraak geeft aan dat de Nederlandse bevolking waarschijnlijk niet geïnteresseerd is in het gebruik van proefdieren. 

Slide 22 - Diapositive

23. Met welk begrip kan de functie van alinea's 5 en 6 ten opzichte van de voorgaande alinea's het beste benoemd worden?
A
gevolg
B
oplossing
C
samenvatting
D
verklaring

Slide 23 - Quiz

Vraag 24 - 1 punt
 
 Deze bewering lijkt in tegenspraak met een andere uitspraak in de tekst. Citeer die zin uit de tekst.

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Diapositive

Vraag 25 - 1 punt

 Leg uit wat met die openheid binnen de muren bedoeld wordt (max. 20 woorden)

Slide 26 - Diapositive

Vraag 25 - 1 punt
(Met die openheid wordt bedoeld) dat mensen die in een proefdiercentrum werken meer informatie uitwisselen met collega’s.

Maximumlengte van het antwoord: 20 woorden.
Beoordeel de spelling en grammatica.

Slide 27 - Diapositive

Vraag 26 - 1 punt

Waar zou die openheid binnen de muren uiteindelijk toe moeten leiden? 

Slide 28 - Diapositive

Vraag 26 - 1 punt
Verbetering(en) van het lot van proefdieren

Of: meer aandacht voor het lot van proefdieren

Slide 29 - Diapositive

27. Aan het einde van alinea 6 staan drie vragen. Waarvan zijn deze vragen een voorbeeld?
A
dilemma's...
B
kwesties...
C
manieren...
D
vragen...

Slide 30 - Quiz

Vraag 26
B

Deze vragen zijn een voorbeeld van kwesties waarover proefdiermensen met elkaar zonder belemmering
moeten kunnen discussiëren. 

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

Slide 33 - Diapositive

29. Welke uitspraak uit tekst 1 zou ook van toepassing kunnen zijn op de kwesties die te maken hebben met veehouderij en dierproeven?
A
A
B
B
C
C

Slide 34 - Quiz

Slide 35 - Diapositive

30. Tekst 1 en tekst 2 verschillen met betrekking tot de maatschappelijke aandacht voor dieren die er volgens de teksten is. Beschrijf dat verschil.

Slide 36 - Question ouverte