2122 Kapitel 5 Essen und Trinken

Essen und Trinken
1 / 54
suivant
Slide 1: Diapositive
DuitsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1,2

Cette leçon contient 54 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Essen und Trinken

Slide 1 - Diapositive

Was isst und trinkst du zum Frühstück (=ontbijt)?
Nenne mindestens drei Dinge.

timer
2:00

Slide 2 - Question ouverte

Was isst und trinkst du zum Mittagessen?
Nenne mindestens zwei Dinge.

timer
1:30

Slide 3 - Question ouverte

das Gemüse
die Suppe
das Brötchen
das Frühstück
der Orangensaft
der Kaffee

Slide 4 - Question de remorquage

der Kuchen
die Butter
das Obst
der Käse
die Milch
der Tee

Slide 5 - Question de remorquage


das 
Messer

der 
Löffel

die
Gabel

der 
Teelöffel

Slide 6 - Question de remorquage

Sendung mit der Maus
Schulkantine

In deiner Schule gibt es eine Schulkantine, aber wie ist das in Deutschland? Was bekommt man da zu Essen? Sieh dir den Film an und beantworte die Fragen während des Sehens. 

Slide 7 - Diapositive

12

Slide 8 - Vidéo

00:32
Hoeveel kinderen eten hier 's middags?
A
300
B
400
C
600
D
800

Slide 9 - Quiz

00:49
Wat kun je hier nog meer eten?

Slide 10 - Question ouverte

01:40
Wat moet Johannes allemaal doen voordat hij de keuken binnen mag komen?

Slide 11 - Question ouverte

01:57
Reibekuchen
Je krijgt nu te horen en te zien welke ingrediënten je allemaal nodig hebt om "Reibekuchen" te maken. Noteer deze in je schrift, zodat je die later in de lessonup les kunt noteren. 

Slide 12 - Diapositive

04:01
Welke ingrediënten heb je nodig voor de "Reibekuchen"?

Slide 13 - Question ouverte

04:33
Hoe worden de reibekuchen gebakken?
A
In een pan
B
In de oven
C
Op een braadtafel

Slide 14 - Quiz

05:09
Waarom worden ze op een rooster gelegd?
A
Zodat ze kunnen uitlekken
B
Omdat ze nog in de oven gaan

Slide 15 - Quiz

05:47
Hoe lang duurt het voordat alle Reibekuchen gebakken zijn?
A
2 uur
B
3 uur
C
4 uur
D
5 uur

Slide 16 - Quiz

05:52
Hoeveel Reibekuchen hebben ze gebakken?

Slide 17 - Question ouverte

05:58
Zijn de Reibekuchen al helemaal klaar?
A
ja
B
nee

Slide 18 - Quiz

06:08
Afkoelen
De Reibekuchen worden nu heel snel afgekoeld in een koelkast. Kijk en luister naar de uitleg en noteer het waarom daarna in lessonup. 

Slide 19 - Diapositive

07:11
Noteer waarom je de Reibekuchen zo snel af moet laten koelen.

Slide 20 - Question ouverte

Herhaling: der ich- und ach-Laut

De ch na een a, o en u als ch in lachen (let op: niet zo hard als in het Nederlands)  Beispiele: machen, Mittwoch, Buch
Tip:  de Ach-Laut komt na alle klinkers van het woord auto.

De ch in alle andere gevallen spreek je hem zacht uit 
Beispiele: ich, nicht, leicht, Rechnung

Slide 21 - Diapositive

Ach-Laut: Na o, u, au en a hoor de Nederlandse 'ch'.
Ich-Laut: Na alle andere letters een 'zachte g'
Wie spricht man das 'ch' aus? -  
Sleep naar het juiste vakje.
Ach-Laut:
NL 'ch'
Ich-Laut:
'zachte g'
 das Brötchen
die Rechnung
kochen
die Küche
der Nachtisch

Slide 22 - Question de remorquage

Slide 23 - Vidéo

Hoe vaak komt het woordje "Schokolade" voor? (getal)

Slide 24 - Question ouverte

1. Mijn moeder wil dat ik ……………… eet.

Slide 25 - Question ouverte

Mijn oma geeft mij …………………

Slide 26 - Question ouverte

Mijn vader vindt dat ik genoeg ……………… moet eten.

Slide 27 - Question ouverte

Hoe is dat bij jou? Word je er thuis ook vaak op gewezen dat je vooral gezond moet eten? En heb je misschien een oma of een andere persoon die je verwent met minder gezonde zaken? 

Slide 28 - Diapositive

ich
du
er / sie /es
wir
ihr
Sie / sie
- en
- st
-e
- st
- t

Slide 29 - Question de remorquage

Noteer de juiste vorm van het woord tussen haakjes
Er (spielen)

Slide 30 - Question ouverte

Noteer de juiste vorm van het woord tussen haakjes
du (wohnen)

Slide 31 - Question ouverte

ihr (gehen)

Slide 32 - Question ouverte

er (versorgen)

Slide 33 - Question ouverte

wir (essen)

Slide 34 - Question ouverte

Geef de juiste vorm van het voltooid deelwoord:
spielen

Slide 35 - Question ouverte

Voltooid deelwoord van:
wohnen

Slide 36 - Question ouverte

Voltooid deelwoord van:
fotografieren

Slide 37 - Question ouverte

Geef aan ein / eine

Salat (m)

Slide 38 - Question ouverte

Geef aan ein / eine
Pferd (o)

Slide 39 - Question ouverte

Geef aan ein / eine
Maus (v)

Slide 40 - Question ouverte

Geef aan kein / keine
Spinnen (mv)

Slide 41 - Question ouverte

mijn
jouw / je
zijn
haar
ons / onze
jullie
hun
uw
unser-
ihr-
dein-
mein-
sein- 
Ihr
euer- 

Slide 42 - Question de remorquage

De vertaling van "Ihr"
A
jouw
B
mijn
C
ons
D
uw

Slide 43 - Quiz

De vertaling van "ihr"
(twee antwoorden)
A
mijn
B
hun
C
haar
D
jullie

Slide 44 - Quiz

Vertaling
mijn

Slide 45 - Question ouverte

Vertaling
jullie

Slide 46 - Question ouverte

Vertaling
hun

Slide 47 - Question ouverte

Vertaling:
(uw) Haus (o)
A
unser
B
Ihr
C
unsere
D
Ihre

Slide 48 - Quiz

Vertaling:
(jullie) Pferde (mv)
A
eure
B
unsere
C
euer
D
unser

Slide 49 - Quiz

Vertaling:
(mijn) Buch (o)

Slide 50 - Question ouverte

Vertaling:
(hun) Buch (o)

Slide 51 - Question ouverte

Vertaling:
(ons) Hausaufgaben(mv)

Slide 52 - Question ouverte

Vertaling:
(jouw) Mutter (v)

Slide 53 - Question ouverte

Heb je nog tijd over?
Ga naar Quizlet en leer de woordjes van Kapitel 5
via: https://quizlet.com/join/ZfatVhv4Y
op scan de QR-code:



Slide 54 - Diapositive