5. Kunst Drama: status + speelstijlen

Welkom M3
Kunst Drama 2024-2025
Les 5
Periode 1
1 / 46
suivant
Slide 1: Diapositive
DramaMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 46 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 8 vidéos.

Éléments de cette leçon

Welkom M3
Kunst Drama 2024-2025
Les 5
Periode 1

Slide 1 - Diapositive

1. Terugblik:
Spelgegevens
Emoties scene?
Non verbale expressie?
Verbale expressie?

Slide 2 - Carte mentale

Slide 3 - Lien

1. Terugblik begrippen met Zina:
- Spelgegevens
- Emoties scene?
- Non verbale expressie?
- Verbale expressie?

Slide 4 - Carte mentale

Lesprogramma

1. Terugblik 
2. Speelstijlen
3. Status
4. Opdracht status
5. Oefenvragen status 
6. Herhalen begrippen 
7. Afsluiting



Slide 5 - Diapositive

Leerdoelen
  • Ik kan drie speelstijlen uitleggen en herkennen
  • Ik kan uitleggen wat status betekent en het verschil tussen hoge en lage status beschrijven.
  • Ik kan verschillende kenmerken van hoge en lage status benoemen, zoals houding, stemgebruik en gedrag.
  • Ik kan uitleggen hoe de status van een personage tijdens een scène kan veranderen en welke technieken daarvoor gebruikt worden.

Slide 6 - Diapositive

2. Speelstijlen  
De acteur kan emoties via mimiek,houding, beweging en stem in verschillende groottes spelen.   
  
- Naturel spel  
- Realistisch spel  
- Typematig spel 

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Vidéo

Slide 9 - Vidéo

Wat was het verschil in spel tussen deze twee video's? Benoem waaraan je dat hebt gezien.

Slide 10 - Question ouverte

Slide 11 - Vidéo

Dit is typematig spel, noem drie elementen van spel die de acteurs toepassen, waardoor het typematig wordt.

Slide 12 - Question ouverte

2

Slide 13 - Vidéo

Slechte scène
Dit is een voorbeeld van een slechte scène. Kijk er goed naar en vertel waarom dit een slecht gespeelde scène is.

Slide 14 - Diapositive

Benoem wat dit zo'n slechte scène maakt. Benoem alleen het spel.

Slide 15 - Question ouverte

Verderkijken Zina:
Wat voor speelstijl zie je in deze scene?

Slide 16 - Carte mentale

Slide 17 - Lien

Verderkijken Zina:
Wat voor speelstijl zie je in deze scene?

Slide 18 - Carte mentale

3. Status

Slide 19 - Diapositive

Wat zie je in volgende video? Probeer te beschrijven wat je ziet?

Slide 20 - Carte mentale

Slide 21 - Vidéo

Verder kijken Zina.
Wie heeft in deze scene hoge status?
En wie heeft hoge status?
Hoe zie je dit in het spel?

Slide 22 - Carte mentale

Slide 23 - Lien

Verder kijken Zina.
Wie heeft in deze scene hoge status?
En wie heeft hoge status?
Hoe zie je dit in het spel?

Slide 24 - Carte mentale

Startopdracht Status
Bedenk een scene (= spelgegevens) waar de status tussen twee of meerdere personage duidelijk wordt.

Laat je inspireren door de eerste scene van Zina
timer
7:00

Slide 25 - Diapositive

Uitleg lage status
Iemand met een lage status heeft minder dan iemand met een hoge status. Dit kan zijn: doordat hij/zij minder geld heeft, bang is, minder slim is etc.

Slide 26 - Diapositive

Uitleg Hoge Status
In het dagelijks leven heb je te maken met status verschillen. Misschien dat je ze wel zult herkennen. 
Er is een verschil met hoeveel macht, aanzien, geld, geleerdheid, slimheid etc. heeft ten opzichte van iemand anders.

Slide 27 - Diapositive

Slide 28 - Vidéo


Geef aan ofhet kleine meisje een hoge of lage status heeft ten opzichte van de directeur. Benoem hierbij wat je ziet in hun houding.

Slide 29 - Question ouverte

Waaraan zie je dat de directeur een hoge status heeft? Benoem zijn bewegingen in je antwoord.

Slide 30 - Question ouverte

Slide 31 - Vidéo

Wie heeft hier hoge status? En wie lage status?

Slide 32 - Question ouverte

4. Opdracht Status
Ga verder met je bedachte scene

Voeg nog 2 personages toe. 1 met een hoge status, 1 met een lage status

Laat je inspireren door de eerste scene van Zina
timer
7:00

Slide 33 - Diapositive

Presenteren opdracht
Presenteer je bedachte scene

Kies eerst een personage met hoge status om te spelen

Dan een personage met een lage status om te spelen 

Denk aan je (non)verbale expressie


Slide 34 - Diapositive

Wat is status?
A
Machtsverhouding tussen 2 of meer spelers.
B
Hoe een personage erbij loopt
C
Hoe een rol zich verhoudt tot de ander
D
Essentieel op social media

Slide 35 - Quiz

5. Oefenvragen
Maak de oefenvragen van de Gelaarsde Kat

Slide 36 - Diapositive

Kenmerken hoge en lage status?

Slide 37 - Diapositive

Slide 38 - Vidéo

In het vorige fragment zag je een scene uit De Gelaarsde Poes waar zowel de hoge status, als de lage status wordt gespeeld.
Welk personage heeft de hoge status en welke personage in de lage status?

Slide 39 - Question ouverte

Benoem twee aspecten hoe de lage status in het fragment duidelijk wordt in het spel? Betrek in je antwoord een emotie en beweging/handeling.

Slide 40 - Question ouverte

Benoem twee aspecten hoe de hoge status in het fragment duidelijk wordt in het spel? Betrek in je antwoord mimiek en houding.

Slide 41 - Question ouverte

6. Herhalen begrippen
  1. Wat is theater? Leg dit uit in je eigen woorden.
  2. Wat is een acteur? Leg uit.
  3. Wat is een personage? Leg uit.
  4. Wat is de rol van een regisseur bij een theatervoorstelling? Leg uit.
  5. Wat zijn theatrale middelen?
  6.  Noem drie theatrale middelen en geef van alledrie een voorbeeld.
  7. Hoe kan een acteur een personage vormgeven? Noem twee onderdelen.
  8. Geef een voorbeeld van een transformatie van een acteur.
  9. Wat is improvisatie? Leg uit.



Slide 42 - Diapositive

Check leerdoelen
  • Ik kan drie speelstijlen uitleggen en herkennen
  • Ik kan uitleggen wat status betekent en het verschil tussen hoge en lage status beschrijven.
  • Ik kan verschillende kenmerken van hoge en lage status benoemen, zoals houding, stemgebruik en gedrag.
  • Ik kan uitleggen hoe de status van een personage tijdens een scène kan veranderen en welke technieken daarvoor gebruikt worden.

Slide 43 - Diapositive

Noem 3 dingen die je vandaag hebt geleerd

Slide 44 - Question ouverte

Hoe laat je een lage status zien in fysiek spel?

Slide 45 - Question ouverte

Noem 1 ding waar je nog vragen over hebt

Slide 46 - Question ouverte