Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 60 min
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
What are we going to do today?
- Who is here?
- Reading
- Previous lesson
- Checking homework
- Grammar five: negative questions
- Homework time!
- Test
- End of lesson
Slide 2 - Diapositive
Write me words!
A E T R
K P L O
I M S N
H U D F
Slide 3 - Diapositive
timer
10:00
Slide 4 - Diapositive
What did we do in the previous lesson?
Slide 5 - Diapositive
Test!
Ik zal jullie even updaten over de leestoetsen.
- Heb ik ze al nagekeken?
- Zo ja, hoe zijn ze gemaakt?
- Kunnen we ze samen nakijken?
Slide 6 - Diapositive
Wat is het laatste grammaticaonderdeel dat we hebben behandeld? (dus vóór het oefenen van leestoetsen!).
Slide 7 - Diapositive
Grammar 5: negative questions
Wanneer gebruikte je deze ookalweer?
Slide 8 - Diapositive
Grammar 5: negative questions
Je gebruikt ontkennende vragen om:
- Te vragen om bevestiging
- Ergernis uit te drukken
- Ongeloof uit te drukken
Slide 9 - Diapositive
Grammar 5: negative questions
Welk woord in het Engels geeft een ontkenning aan?
Waar plaats je dit woord? (2 'regels')
Slide 10 - Diapositive
Grammar 5: negative questions
Wanneer er een vorm van to be, have got/has got, of een hulpwerkwoord in de zin staat, dan zet je deze vooraan in de zin gevolgd door NOT:
Aram has got a brother named Leon.
Hasn't Aram got a brother named Leon?
Slide 11 - Diapositive
Grammar 5: negative questions
In alle andere gevallen maak je een ontkennende vraag op deze manier:
Don't/doesn't/didn't + onderwerp + hele werkwoord
Didn't you visit the Grand Canyon?
Don't they have tickets for Disneyland?
Slide 12 - Diapositive
Grammar 5: negative questions
Wat moet je niet vergeten aan het einde van elke zin?
Slide 13 - Diapositive
VERGEET HET VRAAGTEKEN NIET ACHTER DE ZIN TE ZETTEN!
Dit scheelt punten op de toets!
Slide 14 - Diapositive
Wat moeten we dus nu nog?
Slide 15 - Diapositive
Grab your notebooks!
Slide 16 - Diapositive
Modals
Er zijn twee soorten modals:
Modals for permission (can, could, be allowed to)
Modals for obligation (must, have (got) to, should)
Wat drukken ze uit, denk je?
Slide 17 - Diapositive
Modals for permission
Can or can't
Iets mag (niet)
'You can't go to the party'
Can or could
Om te vragen of iets mag. Could is hierin beleefder dan can. Zie je 'please' aan het einde van een zin? Could gebruiken.
'Could I borrow your pen, please?'
Slide 18 - Diapositive
Modals for permission
To be + allowed to + hele werkwoord
Iets mag (niet) volgens de regels of wetten.
'You are allowed to use a calculator during the test'
Slide 19 - Diapositive
Modals for obligation
Should (not) + hele werkwoord
Jij vindt dat iets (niet) zou moeten
'We should invite Ariel to the wedding'
Must (not)
Iets moet niet. Must is krachtiger dan should.
'He must wear a suit to the interview'
Slide 20 - Diapositive
Modals for obligation
Has to / have to + hele werkwoord
Zekerheid, noodzaak of verplichting uitdrukken. OF iets moet van iemand anders.
'The soup has to be stirred continuously to prevent burning' (noodzaak)
LET OP! Als je has/have to in ontkennende zinnen gebruikt, verandert de betekenis van 'moeten' in 'niet hoeven'. Je geeft dan aan dat er GEEN verplichting is!!!!!