formuleren 3

opdracht 4
blz 234
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord
geef per zin aan welk woord je moet invullen
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

opdracht 4
blz 234
persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord
geef per zin aan welk woord je moet invullen

Slide 1 - Diapositive

zin 1
timer
0:20

Slide 2 - Question ouverte

zin 2
timer
0:20

Slide 3 - Question ouverte

zin 3
timer
0:20

Slide 4 - Question ouverte

zin 4
timer
0:20

Slide 5 - Question ouverte

zin 5
timer
0:20

Slide 6 - Question ouverte

zin 6
timer
0:20

Slide 7 - Question ouverte

opdracht 5
blz 235
deze, die, wie, dit, dat of wat

Slide 8 - Diapositive

zin 1
A
die
B
dit
C
dat
D
wat

Slide 9 - Quiz

zin 2
A
die
B
dit
C
dat
D
wat

Slide 10 - Quiz

zin 3
A
die
B
dit
C
dat
D
wat

Slide 11 - Quiz

zin 4
A
die
B
dit
C
dat
D
wat

Slide 12 - Quiz

zin 5
A
die
B
dit
C
dat
D
wat

Slide 13 - Quiz

zin 6, 1e woord
A
die
B
dit
C
dat
D
wat

Slide 14 - Quiz

zin 6, 2e woord
A
die
B
dit
C
dat
D
wat

Slide 15 - Quiz

opdracht 6
blz 235
waar, waar + voorzetsel, wie of voorzetsel + wie



Slide 16 - Diapositive

zin 1
timer
0:30

Slide 17 - Question ouverte

zin 2
timer
0:30

Slide 18 - Question ouverte

zin 3
timer
0:30

Slide 19 - Question ouverte

zin 4
timer
0:30

Slide 20 - Question ouverte

zin 5
timer
0:30

Slide 21 - Question ouverte

zin 6
timer
0:30

Slide 22 - Question ouverte

opdracht 7
blz 235

Slide 23 - Diapositive

1. welk woord is fout?
timer
0:30

Slide 24 - Question ouverte

2. welk woord is fout?
timer
0:30

Slide 25 - Question ouverte

3. welk woord is fout?
timer
0:30

Slide 26 - Question ouverte

4. welk woord is fout?
timer
0:30

Slide 27 - Question ouverte

5. welk woord is fout?
timer
0:30

Slide 28 - Question ouverte

6. welk woord is fout?
timer
0:30

Slide 29 - Question ouverte

Opdracht 8
blz 236

Slide 30 - Diapositive

1. wie is hij?
timer
0:30

Slide 31 - Question ouverte

1 fout 2.2: hij verwijst onduidelijk: naar Peter of naar zijn bejaarde vader
Peter besloot vandaag niet bij zijn bejaarde vader op bezoek te gaan, omdat hij/die behoorlijk ziek was.
Of:
Omdat Peter behoorlijk ziek was, besloot hij vandaag niet bij zijn bejaarde vader op bezoek te gaan.

Slide 32 - Diapositive

2. welk woord is hier fout?
timer
0:30

Slide 33 - Question ouverte

2 fout 2.1 onjuist verwijswoord
Het installatiewerk wordt gedaan door ervaren monteurs waarover/over wie nog nooit iemand een klacht heeft ingediend

Slide 34 - Diapositive

3. Wat is er fout in deze zin?
timer
1:00

Slide 35 - Question ouverte

Chileense wijnen behoren tot de beste van de wereld en daar/in Chili wordt dan ook enorm veel wijn geproduceerd

Slide 36 - Diapositive

4. Hoeveel fouten staan er in deze zin?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 37 - Quiz

4 fout 2.2: ze verwijst onduidelijk: naar Judith of naar Roxy; dat verwijst naar donker haar, maar die woordgroep staat niet in de zin.
Judith zei tegen Roxy dat ze haar blonde haren voor de sollicitatie donker moest laten verven, omdat dat haar beter stond.
Judith zei tegen Roxy: ‘Je moet je blonde haren voor de sollicitatie donker laten verven, omdat donker haar je beter staat.’
Of:
Judith zei tegen Roxy: ‘Ik moet mijn blonde haren voor de sollicitatie donker laten verven, omdat donker haar mij beter staat.’

Slide 38 - Diapositive

5. Hoeveel fouten staan er in deze zin?
A
0
B
1
C
2
D
3

Slide 39 - Quiz

6. Welk woord is fout in deze zin?
timer
0:30

Slide 40 - Question ouverte

6 fout 2.1: onjuist verwijswoord
Irene vindt dit boek absoluut niet interessant en daarom wil ze hem/het niet op haar boekenlijst zetten.

Slide 41 - Diapositive

7. Welk woord is fout in deze zin?
timer
0:30

Slide 42 - Question ouverte

fout 2.1: onjuist verwijswoord
Waarschijnlijk is Diplomacy het interessantste bordspel wat/dat ik ooit heb gespeeld.

Slide 43 - Diapositive

8. Naar wie verwijst ze?
timer
0:30

Slide 44 - Question ouverte

fout 2.2: ze verwijst onduidelijk: naar Huisartsen of naar patiënten
Huisartsen moeten patiënten er steeds weer op wijzen dat roken zeer schadelijk is voor de gezondheid, maar ze/die laatsten/de rokers laten zich daardoor niet ontmoedigen.
Of:
Huisartsen moeten patiënten er steeds weer op wijzen dat roken zeer schadelijk is voor de gezondheid, maar ze/de doktoren laten zich daardoor niet ontmoedigen.


Slide 45 - Diapositive

Incongruentie
congruentie: persoonsvorm komt in getal en persoon overeen met het onderwerp
incongruentie: - een meervoudig onderwerp krijgt een enkelvoudige persoonsvorm
- een enkelvoudig onderwerp krijgt een meervoudig onderwerp
- een meewerkend voorwerp wordt ten onrechte voor het onderwerp aangezien.

Slide 46 - Diapositive

Slide 47 - Lien

Dat/als-constructie
Na 'dat' komt nooit een vorm van als!
De bijzin die met als/wanneer begint, zet je achteraan.

Slide 48 - Diapositive

Slide 49 - Lien

Huiswerk voor donderdag 11/2
maken opdracht 1, blz 238
maken opdracht 1, blz 239

Slide 50 - Diapositive