Examentraining 2021 Opgave 3

Maatschappijwetenschappen Havo 2021 CSE vavo
Opgave 3
Irene de Valk
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
MAWMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

Éléments de cette leçon

Maatschappijwetenschappen Havo 2021 CSE vavo
Opgave 3
Irene de Valk

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Het systeemmodel van het proces van politieke besluitvorming bestaat uit vier hoofdfasen. Een van
deze fasen is de conversie of omzetting. In de fase van omzetting worden weer drie verschillende
sub-fasen onderscheiden.
De besluitvorming over de wettelijke benaming van mbo’ers als ‘student’ bevond zich toen tekst 3
geschreven werd in de fase van omzetting.
2p Leg uit in welke sub-fase in de omzetting deze besluitvorming zich toen bevond.
Gebruik in je uitleg informatie uit tekst 3 waaruit deze sub-fase in
ing blijkt. Noem ook de naam van deze sub-fase.

Slide 9 - Question ouverte

Lees tekst 4 van de bijlage van het examen havo 2021

Slide 10 - Diapositive

Politieke participatie kan worden onderverdeeld in electorale participatie
en niet-electorale participatie.
1p Welke vorm van participatie is te herkennen in tekst 4?
− Geef uit tekst 4 twee voorbeelden van deze vorm van participatie.

Slide 11 - Question ouverte

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Lees tekst 3 van de bijlage van het examen havo 2021

Slide 21 - Diapositive

2p Gebruik tekst 3.
Beargumenteer dat de verandering van de term ‘deelnemer’ in de term ‘student’ de sociale
ongelijkheid zou kunnen verminderen.
Gebruik in je argumentatie:
− de omschrijving van het kernconcept sociale ongelijkheid;
− een voorbeeld uit tekst 3 waaruit het kernconcept sociale ongelijkheid
blijkt.

Slide 22 - Question ouverte

Gebruik tekst 3.
Er zijn drie soorten sociale ongelijkheid te onderscheiden, één daarvan is ongelijke verdeling van
bezit.
2p Leg uit van welke andere soort sociale ongelijkheid sprake is volgens Roosmarijn Dam
van JOB. Gebruik in je uitleg informatie uit tekst 3
deze soort sociale ongelijkheid blijkt.

Slide 23 - Question ouverte

Slide 24 - Diapositive


2p
Leg uit dat uit tekst 3 blijkt dat het feit dat mbo’ers niet als student beschouwd worden, invloed
heeft op hun sociaal kapitaal. Gebruik in je
uitleg een voorbeeld van sociaal kapitaal uit tekst 3.

Slide 25 - Question ouverte

Slide 26 - Diapositive

Sociale uitsluiting heeft vier componenten, waaronder de component ‘niet goed kunnen voorzien in
elementaire levensbehoeften’.
Op basis van tekst 3 kun je beredeneren dat een andere van de vier componenten van sociale
uitsluiting geldt voor mbo’ers.
2p a Beredeneer welke andere component van sociale uitsluiting voor mbo’ers geldt.
Gebruik in je redenering informatie uit tekst 3 waaruit deze component van sociale uitsluiting
blijkt.
b Leg vervolgens op basis van tekst 3 uit dat deze vorm van sociale uitsluiting een gevolg is
van positietoewijzing.
Gebruik in je uitleg:
– een omschrijving van het begrip positietoewijzing;
- informatie uit tekst 3 waaruit het begrip positietoewijzing blijkt.

Slide 27 - Question ouverte

Slide 28 - Diapositive

Slide 29 - Diapositive

Slide 30 - Diapositive

Uit tekst 4 blijkt dat mbo’ers wettelijk ‘studenten’ gaan heten in plaats van
‘deelnemers’.
3p
a Leg uit dat JOB macht heeft. Gebruik in je uitleg:
– de omschrijving van het kernconcept macht;
– informatie uit tekst 4 waaruit het kernconcept macht blijkt.
b Leg vervolgens uit waarom de macht van JOB politieke macht is.

Slide 31 - Question ouverte

Slide 32 - Diapositive

Wat is een politieke stroming?
A
Een politieke partij
B
Een groep mensen met dezelfde ideeën over het besturen van een land
C
Een aantal politieke partijen
D
Een groep mensen met dezelfde achtergrond

Slide 33 - Quiz


Wat is een geen politieke stroming?
A
Liberalisme
B
Liberaal-Socialist
C
Christen-Democratie
D
Sociaal-Democratie

Slide 34 - Quiz

Wat is GEEN politieke stroming?
A
Hedonisme
B
Liberalisme
C
Sociaal-democratie
D
Christen-democratie

Slide 35 - Quiz

Er zijn verschillende politieke stromingen te onderscheiden. Het besluit om mbo’ers wettelijk
studenten te gaan noemen past bij een uitgangspunt van de sociaaldemocratische stroming.
2p Leg uit dat het besluit om mbo’ers wettelijk studenten te gaan noemen past bij de
sociaaldemocratische stroming. Gebruik in je uitleg:
− een uitgangspunt van de sociaaldemocratische stroming;
− de opvatting van deze stroming over de rol van de overheid.

Slide 36 - Question ouverte