Periode 5 Leerjaar 1 Nederlands

Periode 5 Leerjaar 1 Nederlands
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Periode 5 Leerjaar 1 Nederlands

Slide 1 - Diapositive

3 BVB's

Slide 2 - Diapositive

BVB's
Leesvaardigheid Week 5,
05-06
Grammatica Week 7,
19-06
Presenteren Week 8,
23-06/27-06

Slide 3 - Diapositive

Leesvaardigheid

Slide 4 - Diapositive

Leerdoelen
1. Ik kan de leesstrategie studerend lezen toepassen.
2. Ik kan verwijswoorden herkennen en vaststellen waar ze naar verwijzen.
3. Ik kan de tekstdoelen informeren, amuseren, overtuigen en activeren herkennen en koppelen  aan tekstsoorten en tekstvormen.
 4. Ik kan vaststellen voor welk leespubliek een tekst is geschreven.
 5. Ik kan uitleggen wat een betogende tekst is en hoe die is opgebouwd.
 6. Ik kan het uitleggend, redengevend en concluderend tekstverband en bijbehorende signaalwoorden herkennen.

Slide 5 - Diapositive

Opdrachten Talent
opdracht 4, 5, 9 t/m 12 van hoofdstuk 5, paragraaf 2 (Lezen).

Slide 6 - Diapositive

Wat is een leesstrategie?
A
Een manier van lezen.
B
Een manier van kijken
C
Een plan van aanpak.
D
Een aanpak.

Slide 7 - Quiz

Wat zijn de 4 leesstrategieën?
A
verkennend - begrijpend - zoekend - lerend
B
verkennend - nauwkeurig - begrijpend - studerend
C
verkennend - nauwkeurig - zoekend - studerend
D
verkennend - nauwkeurig - zoekend - amuserend

Slide 8 - Quiz

Noem de 4 veelvoorkomende tekstdoelen?
A
informeren, verhalen, amuseren, activeren
B
informeren, prentenboek, amuseren, activeren
C
koken, wassen, strijken, stofzuigen
D
informeren, instrueren, amuseren, activeren

Slide 9 - Quiz

Tekstdoelen

Een menukaart heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 10 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
activeren
C
amuseren
D
overtuigen

Slide 11 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
Informeren
B
Amuseren
C
Overtuigen
D
Instrueren

Slide 12 - Quiz

Tekstdoel.
Wat is het tekstdoel van een krantenartikel?

A
informeren
B
instrueren
C
overtuigen

Slide 13 - Quiz

Tekstdoelen

Een reclametekst heeft als tekstdoel:
A
Informeren
B
Overtuigen
C
Activeren
D
Amuseren

Slide 14 - Quiz

Wat is het tekstdoel?
Wat is het tekstdoel?
A
informeren
B
amuseren
C
activeren
D
instructie geven

Slide 15 - Quiz

Studerend lezen
Studerend lezen is een vorm van intensief lezen. 
Doel: je past het studerend lezen toe bij het bestuderen van een belangrijke tekst, zoals bij een toets of examen.  

Slide 16 - Diapositive

Leestrategie: Studerend lezen
Studerend lezen doe je om de lesstof goed te onthouden. 

Waarom lees je bij studerend lezen ook nauwkeurig?






Slide 17 - Diapositive

Instructie
  • Is een informatieve tekst.
  • Geeft uitleg is stappen hoe je iets moet uitvoeren. 

Slide 18 - Diapositive

Wat is een instructie?
A
Wil je naar de deur lopen?
B
Jij loopt naar de deur en doet het licht aan.
C
Loop naar de deur , doe het licht aan.
D
Wat fijn dat jij het licht aan wilt doen!

Slide 19 - Quiz


Bij een instructie ...
A
vertelt iemand wat hij allemaal heeft meegemaakt.
B
geeft iemand informatie over wat er de afgelopen dagen is gebeurt.
C
legt iemand in stappen uit hoe je iets moet doen.
D
geeft iemand zijn mening.

Slide 20 - Quiz

Wat is hier de instructie?
A
Wees alert in het verkeer
B
Pas op in het verkeer voor kinderen
C
Pas op in het verkeer voor kinderen die op weg zijn van of naar school
D
Dit is geen instructie, maar een mededeling

Slide 21 - Quiz

Tekstdoel overtuigen
De schrijver wil dat de lezer het met hem eens is.
vb: Filmbespreking/ingezonden brief

Slide 22 - Diapositive

Tekstdoel activeren
De lezer gaat iets doen.
vb: advertentie/reclamefolder

Slide 23 - Diapositive

Tekstsoort
Teksten die hetzelfde tekstdoel hebben behoren tot dezelfde tekstsoort.
Er zijn 5 tekstdoelen en dus ook 5 tekstsoorten!

Slide 24 - Diapositive

Tekstdoelen en tekstsoorten

Slide 25 - Diapositive


Tekstsoort?
A
Aansporende tekst
B
Amuserende tekst
C
Informerende tekst

Slide 26 - Quiz

Wat is de tekstsoort?
A
Advertentie
B
Tabel
C
Instructie

Slide 27 - Quiz


Wat voor tekstsoort is dit?
A
Artikel
B
Betoog
C
Nieuwsbericht
D
Advertentie

Slide 28 - Quiz

Tekstsoort?
A
Een recept
B
Een advertentie
C
Een artikel
D
Een brief

Slide 29 - Quiz


Tekstsoort?
A
Amuserende tekst
B
Informerende tekst
C
Aansporende tekst

Slide 30 - Quiz

Leespubliek
Voor wie is de tekst geschreven?
  1. Kijk naar de bron.
  2. Kijk naar het onderwerp.
  3. Kijk naar het taalgebruik.
  4. Kijk naar de aanspreekvorm.

Slide 31 - Diapositive

Betoog
De schrijver geeft zijn mening over het onderwerp.
Hij verdedigt zijn mening met argumenten.
Een argument geeft aan dat de mening juist is.

Slide 32 - Diapositive

Betoog
Is vaak een driedeling:
- inleiding (mening)
- middenstuk (argumenten)
- slot (conclusie/samenvatting)

Slide 33 - Diapositive

Tekstverbanden
Redengevend: 
want, omdat, daarom, immers, namelijk
Wouter heeft zich ingeschreven, want hij wil er goed uitzien.

Concluderend:
us, dan ook, hieruit volgt, de slotsom is, concluderend
Anja heeft een nieuwe jurk. Zij is dus klaar voor het feest.

Slide 34 - Diapositive

Instructie
A
opsomming met doe-woorden
B
opvallende tekst met een plaatje
C
feiten over een gebeurtenis

Slide 35 - Quiz

Leerdoelen
1. Ik kan de leesstrategie studerend lezen toepassen.
2. Ik kan verwijswoorden herkennen en vaststellen waar ze naar verwijzen.
3. Ik kan de tekstdoelen informeren, amuseren, overtuigen en activeren herkennen en koppelen aan tekstsoorten en tekstvormen.
 4. Ik kan vaststellen voor welk leespubliek een tekst is geschreven.
 5. Ik kan uitleggen wat een betogende tekst is en hoe die is opgebouwd.
 6. Ik kan het uitleggend, redengevend en concluderend tekstverband en bijbehorende signaalwoorden herkennen.

Slide 36 - Diapositive